ECLI:NL:HR:2010:BL9544
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage inzake onderhoudsbijdrage na echtscheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerdere beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De man en de vrouw, die in 1967 met elkaar gehuwd waren, zijn op 10 augustus 1994 gescheiden. Na de echtscheiding was de man verplicht om aan de vrouw een onderhoudsbijdrage te betalen, die op 10 augustus 2006 eindigde volgens artikel 1:157 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek. De vrouw verzocht echter om verlenging van deze onderhoudsverplichting, wat door de rechtbank werd afgewezen. Het hof had de onderhoudsbijdrage vastgesteld op € 1.000,-- per maand tot de vrouw 65 jaar zou worden, op 26 juni 2012. De vrouw had aangevoerd dat zij door haar gezondheid niet in staat was om in haar eigen onderhoud te voorzien, en het hof had deze argumenten in zijn beslissing betrokken.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het de stellingen van de man, die betwistte dat de arbeidskundige rapportage van de vrouw betekenis had, niet had behandeld. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat de beschikking van het hof ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde daarom de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de appelrechter, vooral wanneer er stellingen worden ingenomen die de waarde van bewijsstukken ter discussie stellen.