2.2. Bij schriftuur als bedoeld in art. 410 Sv heeft de verdediging de oproeping verzocht van een viertal personen. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft die oproeping geweigerd. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2008 heeft de verdediging aldaar het bij appelschriftuur gedane verzoek gehandhaafd. Dat proces-verbaal houdt in dit opzicht het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat de raadsman per appelschriftuur, gedateerd 7 juni 2007, heeft verzocht [getuige 4], [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], allen opsporingsambtenaar bij de Algemene Inspectiedienst, als getuigen ter terechtzitting op te roepen. De advocaat-generaal heeft per brief, gedateerd 20 december 2007, geantwoord geen gevolg aan het verzoek te geven.
De raadsman voert aan - zakelijk weergegeven -:
De appelschriftuur is binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep ingediend. De verdediging wil aan de getuigen een aantal vragen stellen met betrekking tot het observeren. De verdediging is van mening dat, onverlet het gegeven dat mijn cliënt de feiten heeft bekend, het hof op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering een sanctie kan toepassen als er sprake is geweest van stelselmatige observatie, zonder toestemming van de officier van justitie. Ik heb op een gegeven moment per brief gevraagd of er observatiejournaals en eventuele andere processen-verbaal aanwezig waren. Deze konden niet worden overgelegd. Er kunnen tijdens het observeren ook allerlei andere zaken zijn gepasseerd, die [getuige 4] niet heeft gerelateerd. Ik ga er thans vanuit dat er sprake is geweest van stelselmatige observatie. Ik moet daar als raadsman nog meer mijn vinger achter zien te krijgen. Het is in het belang van de verdediging om de verbalisanten te horen. Indien er sprake is geweest van stelselmatige observatie, had de officier van justitie daartoe toestemming moeten geven. Er is dan sprake van een vormverzuim waarop een sanctie hoort te volgen. Je kunt niet zeggen dat door een bekentenis artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering terzijde kan worden geschoven. Kortom, ik persisteer bij het verzoek om de vier verbalisanten te horen. Mijn cliënt is veroordeeld tot een geldboete van € 45.000,-. Zijn belang is derhalve groot. Uit het dossier haal ik dat de observatie op 25 januari is gestart om 16.45 uur en is doorgegaan tot 20.30 uur. Vervolgens is op 26 januari 2006 de observatie weer gestart om 9.00 uur en doorgegaan tot 21.30 uur. Bovendien is er ook nog op andere plaatsen geobserveerd.
De advocaat-generaal deelt hierop - zakelijk weergegeven - mede:
Ik heb aan het verzoek geen gevolg gegeven, omdat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en de gepleegde observatie niet te beschouwen is als stelselmatige observatie in de zin van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering. Er is alleen geobserveerd op 25 en 26 januari 2006. Het betreft een observatie van een dag, plus de avond ervoor. In Tekst & Commentaar staat in aantekening 2 bij artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering dat het gaat om het observeren van iemands privé-leven. In deze zaak gaat het echter om het observeren van bedrijfsmatig verrichte activiteiten. Er is op grond van de observatie geen compleet beeld verkregen of gezocht van het privé-leven van verdachte. Van de bedrijfsmatig verrichte activiteiten is niet eens een compleet beeld verkregen. Observatie op zich mag. De observatie staat in het proces-verbaal vermeld. Ik ben van mening dat er geen sprake is geweest van stelselmatige observatie. Dientengevolge zijn verslagleggingen niet nodig en hoeft er geen toestemming van de officier van justitie te zijn. Op basis van het dossier kan zonder meer worden geconcludeerd dat er geen sprake is geweest van stelselmatige observatie. Ik zie derhalve geen noodzaak om de verbalisanten daaromtrent nader te horen. Het verzoek tot het horen van getuigen dient te worden afgewezen.
De raadsman voert hierop aan - zakelijk weergegeven -:
In Tekst & Commentaar worden in aantekening 4, onder d, bij artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering de feitelijke criteria voor stelselmatige observatie genoemd. Ook de plaats is van belang. In het proces-verbaal wordt niet gerelateerd waar [getuige 4] heeft gestaan. De verbalisanten zien waar de vrachtwagens heengaan. Op grond daarvan lijkt het zeer waarschijnlijk dat [getuige 4] nabij de woning heeft gestaan. Dan krijg je toch een min of meer volledig beeld van het leven van mijn cliënt. Het kan wel zo zijn dat men alleen geïnteresseerd was in de bedrijfsactiviteiten, maar men kreeg ook een beeld van het privé-leven van mijn cliënt. De duur en de plaats waar ze stonden is bepalend. Ik krijg de indruk dat ze dichtbij de woning hebben gestaan. De tijdsduur is slechts deels bepalend. Ik weet dat bij het hof in Den Bosch in een zaak waarin 64 dagen is geobserveerd, is geconcludeerd dat er geen sprake was van stelselmatige observatie. In die zaak stond men echter niet bij de woning te observeren. Uit het proces-verbaal komt niet naar voren waar de verbalisanten hebben gestaan. De advocaat-generaal geeft aan dat er geen verslagleggingen zijn. Misschien zouden die er wel moeten zijn geweest. Men had de keuze moeten maken om toestemming van de officier van justitie te vragen. Ik denk dat [getuige 4] te voortvarend te werk is gegaan. Ik zou graag mijn vragen beantwoord zien door [getuige 4]. Ik heb verzocht om het horen van de vier verbalisanten, omdat ik de indruk heb dat zij allen hebben geobserveerd. [Getuige 4] is in ieder geval de spin in het web.
(...)
Ik zie in het proces-verbaal slechts een zakelijke weergave van de algemene inspectiedienst. Meer weet je er niet over. Juist op punten die voor de verdediging van belang zijn, moeten er vragen worden gesteld. Ik heb een sterk vermoeden dat er sprake is geweest van stelselmatige observatie. Er mag op zijn minst worden gevraagd waar de verbalisant heeft gestaan. In het proces-verbaal zijn ook enkele fragmenten opgenomen waarin duidelijk wordt gekeken naar de woning van mijn cliënt. Ik kan op dit moment niet met een panklare conclusie komen. De locatie waar de verbalisanten hebben gestaan, is mede bepalend. We kunnen het pas beoordelen als we het aan de verbalisanten hebben gevraagd.
De raadsman deelt desgevraagd mede geen bezwaar te hebben om in dit stadium te volstaan met het horen van alleen [getuige 4] op de volgende terechtzitting.
Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:
- dat het verzoek om [getuige 4] ter terechtzitting te horen, wordt toegewezen;
- dat de beslissing op het verzoek om [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] te horen, wordt aangehouden tot de volgende terechtzitting."