ECLI:NL:HR:2010:BL8793
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ongeoorloofde afwezigheid van een militair en de toepassing van het Wetboek van Militair Strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Militaire Kamer. De verdachte, een militair, was in de periode van 29 mei 2006 tot en met 2 juli 2006 ongeoorloofd afwezig geweest. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte zich niet had gehouden aan de voorschriften van de Regeling ziek- en hersteldmelding defensiepersoneel, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van ongeoorloofde afwezigheid in de zin van artikel 114, derde lid, van het Wetboek van Militair Strafrecht (WMSr). De verdediging voerde aan dat de verdachte door een blessure niet in staat was om zich te melden, maar het Hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn blessure, op 25 mei 2006 op zijn onderdeel aanwezig was geweest en zich vanaf die datum niet meer had gemeld. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de opvatting van de verdediging dat er voor een veroordeling sprake moest zijn van een aaneengesloten periode van meer dan dertig dagen, geen steun vond in het recht.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld en dat de verdachte zich niet had gehouden aan de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling ziek- en hersteldmelding. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor zijn ongeoorloofde afwezigheid. Dit arrest benadrukt het belang van naleving van de voorschriften voor ziek- en hersteldmelding door defensiepersoneel en de gevolgen van het niet naleven daarvan.