ECLI:NL:HR:2010:BL8682

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01489
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheid van cocaïne en bewijsvoering zonder NFI-rapportage

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was in het bezit van een substantie die vermoedelijk cocaïne was. De verdachte had verklaard dat hij 'snowseals' met cocaïne had gekocht. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of uit deze verklaring en een positieve indicatieve test kon worden afgeleid dat de aangetroffen substantie daadwerkelijk cocaïne betrof. De Hoge Raad oordeelde dat er geen rechtsregel bestaat die vereist dat bij het testen van verdovende middelen altijd een NFI-rapportage nodig is. Dit betekent dat de aanwezigheid van cocaïne ook zonder chemisch deskundigenrapport kan worden bewezen. De Hoge Raad merkte op dat het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F.A.G.M. Landerloo. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien het middel geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

6 april 2010
Strafkamer
nr. 08/01489
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 maart 2008, nummer 20/001816-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Sittard, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde taakstraf in de vorm van een werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 6 april 2010.