ECLI:NL:HR:2010:BL8331
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens poging tot afpersing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. J.H. Schaap, had verzocht om herziening van een veroordeling tot twee jaren gevangenisstraf wegens poging tot afpersing, die was uitgesproken na een hoger beroep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.
De Hoge Raad oordeelde dat voor herziening op grond van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, de aanvrager aannemelijk moet maken dat er nieuwe, feitelijke omstandigheden zijn die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager voerde aan dat er een bespreking had plaatsgevonden tussen betrokkenen, waaruit zou blijken dat de aangifte van afpersing op een misverstand berustte. Dit zou zijn veroorzaakt door angst en taalmisverstanden.
De Hoge Raad concludeerde echter dat de redenen voor het terugkomen op de belastende verklaringen van de getuigen onvoldoende waren om aan te nemen dat deze verklaringen onjuist waren. De inhoud van het bij de aanvrage overgelegde verslag bood geen ernstig vermoeden dat de eerdere veroordeling onterecht was. Daarom werd de aanvrage tot herziening afgewezen, en bleef de oorspronkelijke veroordeling in stand.