ECLI:NL:HR:2010:BL7817

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03391
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van omstandigheden in partneralimentatie geschil tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 27 mei 2009 is gegeven. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2008. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de middelen die in het cassatieberoep zijn aangevoerd beoordeeld. De klachten die zijn ingediend kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 23 april 2010 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven en het beroep verworpen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter, raadsheer A. Hammerstein, en is daarmee definitief. De zaak benadrukt de voorwaarden waaronder een wijziging van omstandigheden kan worden aangenomen die een beroep op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt.

Uitspraak

23 april 2010
Eerste Kamer
09/03391
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. Z.B. Gyömorei,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 286670/F2 RK 07-1416 van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.012.789/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 mei 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 april 2010.