ECLI:NL:HR:2010:BL7682

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03208
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake strafzaak verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 8 juli 2008 uitspraak deed in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1946. De verdachte was eerder door de Rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Zowel de verdachte als de Officier van Justitie gingen in hoger beroep. Het Gerechtshof sprak de verdachte vrij van enkele feiten en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak in 2007, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het onder 8 tenlastegelegde en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof.

Bij de herbeoordeling oordeelde het Hof dat de straf opnieuw moest worden bepaald, maar dit leidde tot een onjuiste toepassing van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had overwogen dat er grond was voor analoge toepassing van dit artikel, aangezien het beroep in cassatie onbeperkt was ingesteld. De Hoge Raad herstelde de misslag in het bestreden arrest en oordeelde dat de klacht van de verdachte niet tot cassatie kon leiden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de straf van 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

11 mei 2010
Strafkamer
nr. 08/03208
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 juli 2008, nummer 21/000933-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Procesgang
De procesgang is, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, als volgt geweest.
(i) Aan de verdachte waren acht feiten tenlastegelegd.
(ii) De Rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 4, 6 en 8 en heeft de verdachte ter zake van de overige feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
(iii) Tegen het vonnis heeft zowel de verdachte als de Officier van Justitie hoger beroep ingesteld.
(iv) Het Gerechtshof te Arnhem heeft de verdachte bij arrest van 17 januari 2006 vrijgesproken van feit 4 en heeft de verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
(v) De verdachte heeft tegen die uitspraak onbeperkt beroep in cassatie ingesteld.
(vi) Bij arrest van 11 december 2007 heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 8 tenlastegelegde en de strafoplegging, met terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem 'opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan'.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt onder meer dat het Hof ten onrechte art. 423, vierde lid, Sv heeft toegepast.
3.2. Het bestreden arrest houdt - voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang - het volgende in:
a. als strafmotivering:
"Bij arrest van het hof van 17 januari 2006 op het hoger beroep van verdachte, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Zwolle-Lelystad van 5 augustus 2004, is verdachte voor het onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 5, onder 6, onder 7 en onder 8 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd waarin verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Nadat namens verdachte beroep in cassatie tegen dit arrest werd ingesteld, besliste de Hoge Raad der Nederlanden dat genoemd arrest van dit hof diende te worden vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 8 tenlastegelegde en de strafoplegging.
Nu het hof thans tot een vrijspraak komt van het onder 8 primair en subsidiair tenlastegelegde zal op voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de straf met betrekking tot de feiten 1 primair, 2, 3, 5, 6 en 7 opnieuw moeten worden bepaald.
De hierna te melden strafbepaling is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken."
b. als beslissing:
"Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 8 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van het bij arrest van dit hof van 17 januari 2006 in het oorspronkelijk hoger beroep onder 1 primair, onder 2, onder 3, onder 5, onder 6 en onder 7 bewezenverklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht."
3.3. Art. 423, vierde lid, Sv luidt:
"Indien bij samenloop van meerdere feiten ééne hoofdstraf is uitgesproken en het hooger beroep slechts ingesteld is ten aanzien van een of meer dier feiten, wordt, in geval van vernietiging ten aanzien van de straf, bij het arrest de straf voor het andere feit of de andere feiten bepaald."
3.4. Blijkens de akte die is opgemaakt van het hiervoor onder 2 sub (v) vermelde cassatieberoep tegen het arrest van 17 januari 2006, was dat beroep onbeperkt ingesteld. Gelet daarop bestond er bij de behandeling van de zaak na terugwijzing door de Hoge Raad geen grond voor (analogische) toepassing van art. 423, vierde lid, Sv (vgl. HR 27 januari 2004, LJN AN8240, NJ 2005, 54). Het Hof heeft dus ten onrechte overwogen dat "op voet van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de straf met betrekking tot de feiten 1 primair, 2, 3, 5, 6 en 7 opnieuw [zal] moeten worden bepaald". Nu evenwel uit de overige inhoud van het bestreden arrest volgt dat het Hof de straf niet op de voet van art. 423, vierde lid, Sv heeft bepaald, doch opnieuw heeft opgelegd, moet worden aangenomen dat evenbedoelde overweging op een misslag berust. De Hoge Raad leest het bestreden arrest met herstel van die misslag. Daardoor komt aan de klacht de feitelijke grondslag te ontvallen zodat zij niet tot cassatie kan leiden.
3.5. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 mei 2010.