ECLI:NL:HR:2010:BL7644
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgemeenschap en pensioenrechten in cassatie
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de pensioenrechten tussen de partijen, een vrouw en een man, die in cassatie zijn gegaan. De vrouw, eiseres tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te Amsterdam, die op hun beurt weer voortvloeien uit vonnissen van de rechtbank Haarlem. De relevante vonnissen zijn gedateerd op 10 juni 1997 en 15 juni 1999, terwijl de arresten van het hof dateren van 10 mei 2001, 16 mei 2002, 7 juni 2007 en 7 augustus 2008. De vrouw heeft de cassatiedagvaarding aan het arrest gehecht, waaruit blijkt dat zij de eerdere beslissingen van het hof betwist.
De man, verweerder in cassatie, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is door zijn advocaat toegelicht, en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt eveneens tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten die in de middelen zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit artikel stelt dat klachten die niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, niet verder hoeven te worden gemotiveerd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 23 april 2010 het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar door de raadsheer A. Hammerstein, en de beslissing is genomen door de raadsheren E.J. Numann als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel.