ECLI:NL:HR:2010:BL7583

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00358
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cumulatie van straffen en de toepassing van artikel 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht in verkeersmisdrijven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het Hof een gevangenisstraf van zes maanden had opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij de strafoplegging niet voldoende rekening had gehouden met de beperkingen die artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht stelt aan de cumulatie van straffen. Volgens dit artikel mag bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd, slechts één straf worden opgelegd, met een maximum dat niet meer dan een derde boven het hoogste maximum van de straffen mag liggen. In dit geval had het Hof de gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, terwijl op basis van artikel 57 in combinatie met de relevante artikelen van de Wegenverkeerswet slechts een gevangenisstraf van vier maanden had kunnen worden opgelegd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van de straf.

Uitspraak

16 maart 2010
Strafkamer
nr. 09/00358
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 4 september 2008, nummer 21/001032-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid-Oost, locatie Maashegge" te Overloon.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend met betrekking tot de strafoplegging, en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad zelf.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof het bepaalde in art. 57 en 63 Sr heeft miskend.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De zaak wordt gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen verdachte met het parketnummer 21-001030-08."
2.3. Bij het bestreden arrest heeft het Hof de verdachte ter zake van 1. "overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994", 2. "overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994" en
3. "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
In het arrest van het Hof van 4 september 2008 met parketnummer 21-001030-08, waartegen door de verdachte eveneens beroep in cassatie is ingesteld en in welke zaak de Hoge Raad heden ook uitspraak doet (09/00361), is de verdachte, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, ter zake van 1. en 5. "overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994", 2. en 6. "overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" en 3. en 7. "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden.
2.4. Blijkens het bestreden arrest heeft het Hof de straf in de onderhavige zaak onder meer gegrond op de art. 57 en 63 Sr.
2.5. De relevante wetsbepalingen luiden als volgt:
Art. 57 Sr:
"1. Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf opgelegd.
2. Het maximum van deze straf is het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch - voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft - niet meer dan een derde boven het hoogste maximum."
Art. 63 Sr:
"Indien iemand, nadat hem een straf is opgelegd, schuldig wordt verklaard aan een misdrijf of een overtreding voor die strafoplegging gepleegd, zijn de bepalingen van deze titel voor het geval gelijktijdig straf wordt opgelegd van toepassing."
Art. 176, derde lid, Wegenverkeerswet 1994:
"Overtreding van de artikelen 7, eerste lid, 8, 9, eerste, tweede, vierde, vijfde en zevende lid, 41, eerste lid, onderdelen a en b, 51, eerste lid, 61, eerste lid, onderdeel c, 74, 114, 151j, 162, derde lid, 163, tweede, zesde, achtste en negende lid, en van de in artikel 4, tweede en vijfde lid, bedoelde regels voor zover het betreft een verbod tot het gebruik van verlichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie."
Art. 178, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994:
"De in de artikelen 175 en 176 strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven."
2.6. Uit de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad zowel in de onderhavige zaak als in de zaak met nummer 09/00361 toegezonden stukken blijkt niet welke van beide arresten op 4 september 2008 door het Hof als eerste is uitgesproken. De Hoge Raad houdt het ervoor dat de zaak met het hoogste parketnummer - de onderhavige zaak met parketnummer 21-001032-08 - als laatste is uitgesproken.
2.7. Daarom had het Hof zich bij de strafoplegging in de onderhavige zaak ingevolge art. 63 Sr rekenschap moeten geven van de beperkingen die art. 57 Sr aan een cumulatie van straffen stelt. Blijkens het hiervoor onder 2.3 weergegevene heeft het Hof dit miskend door voor alle in beide zaken bewezenverklaarde misdrijven een gevangenisstraf van in totaal zes maanden op te leggen, terwijl op grond van art. 57 Sr in verbinding met art. 176 en art. 178 Wegenverkeerswet 1994 slechts een gevangenisstraf van in totaal vier maanden opgelegd had kunnen worden. Het middel is dus gegrond.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 16 maart 2010.