ECLI:NL:HR:2010:BL7047

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01606
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter bij vaststelling van partneralimentatie na zelfmoordpoging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatie tussen gewezen echtgenoten. De man, verzoeker tot cassatie, en de vrouw, verweerster in cassatie, waren verwikkeld in een juridisch geschil over de hoogte van de partneralimentatie. De man had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de alimentatie was vastgesteld. De vrouw had hierop incidenteel cassatieberoep ingesteld, waarbij zij verzocht om het beroep van de man te verwerpen.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, waarin de feiten en omstandigheden van de zaak zijn uiteengezet. Een belangrijk aspect van de zaak was de zelfmoordpoging van de alimentatiegerechtigde, die letsel had opgelopen. De Hoge Raad oordeelde dat de bevoegdheid van de rechter om rekening te houden met (wan)gedrag bij de vaststelling van de alimentatie niet beperkt is. De nihilstelling van alimentatie werd niet gezien als een beperking van de alimentatieverplichting, waardoor het cassatiemiddel van de man faalde wegens het ontbreken van feitelijke grondslag.

De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere beslissingen van de lagere rechters en verwerpt zowel het principale als het incidentele beroep.

Uitspraak

7 mei 2010
Eerste Kamer
09/01606
EE/SV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 165424/FA RK 07-4124 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 juni 2008, verbeterd bij beschikking van 11 juli 2008,
b. de beschikking in de zaken HV 200.011.334/01 en HV 200.009.711/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 februari 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen en heeft harerzijds incidenteel cassatieberoep ingesteld. De man heeft verzocht het incidentele cassatieberoep te verwerpen. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het principale en het incidentele beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 mei 2010.