ECLI:NL:HR:2010:BL7044

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04172
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrecht; toepasselijk recht op arbeidsovereenkomst; uitleg overeenkomst; stilzwijgende rechtskeuze voor Duits recht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], wonende te [woonplaats], en [verweerster], gevestigd te [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland. De eiser heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 29 april 2008 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de kantonrechter te Eindhoven van 14 juli 2005, 26 januari 2006 en 27 april 2006, alsook naar het arrest van het hof. De eiser heeft zijn zaak laten toelichten door zijn advocaat, mr. P.J.L.J. Duijsens, terwijl de verweerster niet is verschenen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor het internationaal privaatrecht, met name met betrekking tot de uitleg van arbeidsovereenkomsten en de stilzwijgende rechtskeuze voor het toepasselijke recht, in dit geval Duits recht. De zaak benadrukt de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over het toepasselijke recht in contractuele relaties, vooral in internationale contexten.

Uitspraak

7 mei 2010
Eerste Kamer
08/04172
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [woonplaats], Bondsrepubliek Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 346543 04/4239 van de kantonrechter te Eindhoven van 14 juli 2005, 26 januari 2006 en 27 april 2006,
b. het arrest in de zaak HD 103.003.860 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 april 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 mei 2010.