ECLI:NL:HR:2010:BL6774
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis inzake motorrijtuigenverzekering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2010 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in Zutphen. De aanvrager, geboren in 1945 en wonende te [woonplaats], had een verzoek ingediend op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De aanvrage was gericht tegen een veroordeling voor het niet in stand houden van een verzekering voor een motorrijtuig, terwijl het kentekenbewijs door de politie was ingevorderd na een ongeval op 11 mei 2000. De aanvrager stelde dat er geen wettelijke verplichting bestond om de verzekering in stand te houden, omdat het voertuig total-loss was verklaard.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep op artikel 457, eerste lid onder 1°, Sv faalde, omdat de eerdere rechterlijke uitspraken geen bewezenverklaringen bevatten die niet overeen te brengen waren. Daarnaast verwierp de Hoge Raad het beroep op artikel 457, eerste lid onder 2°, Sv, en stelde dat de opvatting van de aanvrager over de WAM onjuist was. De verplichting tot verzekering blijft bestaan zolang het kenteken geldig is, ongeacht of het voertuig total-loss is verklaard of het kentekenbewijs is ingevorderd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Aben was dat de aanvraag tot herziening afgewezen moest worden. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en wees de aanvraag tot herziening af, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt de noodzaak van het in stand houden van een verzekering voor motorrijtuigen, zelfs in situaties waarin het voertuig niet meer in gebruik is.