ECLI:NL:HR:2010:BL6741
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep wegens niet indienen van grieven
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte was eerder door de Rechtbank te Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Na het instellen van hoger beroep, verscheen de verdachte niet op de zitting van het Gerechtshof op 22 juli 2008. De raadsman van de verdachte was ook niet aanwezig, en het Hof verleende verstek. De advocaat-generaal vroeg het Hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, omdat de verdachte geen schriftuur houdende grieven had ingediend en ook geen mondelinge bezwaren had opgegeven.
Het Hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze beslissing niet toereikend was gemotiveerd. De bijsluiter die aan de verdachte was uitgereikt, gaf aan dat de strafzaak op een latere zitting inhoudelijk zou worden behandeld, waardoor de verdachte alsnog de gelegenheid zou hebben om zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een goede communicatie naar de verdachte over zijn rechten en de procedure, en bevestigt dat een niet-ontvankelijkverklaring niet zomaar kan worden gegeven zonder voldoende motivering.