ECLI:NL:HR:2010:BL6738
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag in drugszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was gedetineerd en had beroep ingesteld tegen de verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 25.441,90, dat volgens het Hof geheel of grotendeels was verkregen door middel van bewezenverklaarde drugshandel. De verdachte was op 23 januari 2007 in Rotterdam aangehouden met een hoeveelheid heroïne en cocaïne, en voorwerpen die bestemd waren om deze middelen te bewerken en te verhandelen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel ten aanzien van de opgelegde straf, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling van het hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof over de verbeurdverklaring onvoldoende was gemotiveerd. Het Hof had niet duidelijk gemaakt waarom het geldbedrag als verkregen door middel van de bewezen feiten werd aangemerkt, zonder nadere uitleg. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij verbeurdverklaringen in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de herkomst van geldbedragen die verband houden met strafbare feiten.