ECLI:NL:HR:2010:BL6675
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Nietigverklaring van de inleidende dagvaarding wegens ongerede geraakt dossier
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1969, die in cassatie is gegaan met de bijstand van zijn advocaat, mr. J. Kuijper. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter is vernietigd, en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stukken van het geding in het ongerede zijn geraakt. Dit is bevestigd door een brief van de voorzitter van de strafsector van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin wordt aangegeven dat het dossier niet meer beschikbaar is. Hierdoor kon de bestreden uitspraak in cassatie niet worden getoetst, wat heeft geleid tot de conclusie dat deze niet in stand kan blijven. Om doelmatigheidsredenen heeft de Hoge Raad besloten de zaak zelf af te doen en de inleidende dagvaarding nietig te verklaren, aangezien de rechter niet in staat zou zijn om te beraadslagen en te beslissen op basis van de tenlastelegging.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 31 januari 2001 is vernietigd. De beslissing is genomen door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.