3.1. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2007 gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"PMK - feit 3
A.1.
Ne bis in idem - Niet Ontvankelijkverklaring OM
Op 24 december 2004 wees het gerechtshof in Arnhem arrest inzake parketnummer 21/003211-04. [Verdachte] werd daarbij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden. Het arrest is inmiddels onherroepelijk. Bewezen verklaard werd dat:
1. hij in de periode van 1 juli 2003 tot en met 14 november 2003 in de gemeente Duiven, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid
en/of bewerkt en/of vervoerd en/of vervaardigd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij in de periode van 14 tot en met 28 november 2003 in na te noemen gemeenten, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid MDMA zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten:
- in de gemeente Duiven ongeveer 52,9 kilo (bruto) MDMA, en
- in de gemeente Amsterdam ongeveer 5,2 kilo MDMA.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan dient te worden vrijgesproken.
Zowel het arrest als de dagvaarding zijn in eerste aanleg reeds overgelegd.Opgemerkt zij daarbij overigens dat het niet van belang is welke feiten nu precies op de dagvaarding staan, zoals de AG in zijn reactie op mijn appelschriftuur stelde, het gaat bij ne bis in idem over een ruime uitleg van "hetzelfde feit".
De verdediging stelt zich op het standpunt dat hier sprake is van ne bis in idem. De Hoge Raad bepaalde reeds in zijn arrest van 17 december 1963 (NJ 1964, 385) dat er ook sprake kan zijn van hetzelfde feit in de zin van ne bis in idem indien de feiten in de zin van art. 57 en 62 Strafrecht als meerdere feiten zijn op te vatten. De Hoge Raad stelt dat in die casus sprake was van ne bis in idem omdat 'de feiten begaan zijn onder omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid van de gedragingen en de wezenlijke samenhang in het handelen en in de schuld van de dader, dat de strekking van art. 68 en 74 Sr. medebrengt, dat zij in de zin van beide laatstgenoemde bepalingen als hetzelfde feit zijn aan te merken'.
In zijn arrest van 29 maart 2005 bekrachtigt de Hoge Raad deze redenering en overweegt dat indien niet uit te sluiten valt dat de bewezen gedragingen zijn verricht bij gelegenheid van en dus gelijktijdig en in directe samenhang met gedragingen waarop de eerdere veroordeling betrekking had, niet kan worden gezegd dat geen verband bestaat met betrekking tot de gelijktijdigheid en wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte en dat geen sprake is van hetzelfde feit in de zin van artikel 68 strafrecht. (Nieuwsbrief Strafrecht 12 mei 2005)
De drie jerrycans waarin PMK zou hebben gezeten zijn op 14 november 2003 in beslaggenomen in het kader van die hiervoor omschreven strafzaak. Duidelijk is dat het kennelijk de bedoeling was deze PMK te gebruiken in DAT productieproces.
Terzake deze productie is [verdachte] reeds veroordeeld, voor de periode van 1 juli 2003 tot en met 14 november 2003. In de huidige dagvaarding wordt ook die productie weer genoemd en valt de periode binnen de periode waarvoor [verdachte] reeds veroordeeld is.
Er was immers geen ander lab, zodat de PMK bij geen andere productie gebruikt had kunnen worden als die voortkomend uit dit lab. Nu het lab reeds was opgerold was het voltooien van de productie niet meer mogelijk. Het Hof kan niet anders dan rekening hebben gehouden met alles wat met de productie in dit opgerolde lab te maken had. Aangezien het oprollen van het lab niet aangekondigd was was het voor het Hof kenbaar dat er nog niet gerealiseerde productie was.
De tenlastegelegde periode valt volledig binnen het bereik van de periode die door het Hof bewezen is verklaard, de PMK was bestemd voor hetzelfde lab en cliënt is ook veroordeeld voor het bereiden van XTC met behulp van de grondstof PMK.
Overigens lijkt het OM ook de mening te delen dat er sprake is van ne bis in idem.Tijdens het verhoor van [betrokkene 1] op 4 april 2005 merkte de officier namelijk het volgende op:
"Als de getuige al is veroordeeld in die andere zaak, zal hij niet worden vervolgd in de zaak [A]."
Er is derhalve sprake van de situatie als bedoeld in artikel 68 strafrecht, zodat het OM ten aanzien van de vervolging onder feit 3 van de dagvaarding niet ontvankelijk moet worden verklaard.
(...)
Criminele Organisatie - feit 1
C.1.
Ne bis in idem
Ook bij de criminele organisatie komt artikel 68 Strafrecht aan de orde. Het lijkt evident te zijn dat het om verschillende strafbare feiten gaat aangezien de 140 verdenking (vrijwel) altijd naast andere strafbare feiten op de dagvaarding belandt. Wanneer dat op dezelfde dagvaarding gebeurt bestaat hiertegen geen bezwaar nu er dan slechts één straf volgt. Tekst en Commentaar zegt daarover dat de problemen ontstaan in het tussengebied, waar de feiten, hoewel ze separaat lijken, toch op de een of andere manier samenhangen. Er bestaat dan weinig bezwaar tegen dat, wanneer deze feiten op dezelfde zitting behandeld worden, de rechter de verschillende feiten aanmerkt als meer feiten, want de zaak wordt toch met één straf afgedaan. Eén en ander komt echter anders te liggen wanneer de zaken uit elkaar getrokken worden en er een tweede rechter over een of meer van de feiten moet oordelen.
De jurisprudentie op dit gebied laveert tussen twee polen. De juridische en de feitelijke. De Hoge Raad stelt ten aanzien van de juridische pool dat kijken of de handelingen wezenlijk samenhangen niet nodig is als het juridisch kader dat uitsluit. Pas als de juridische kaders enigszins hetzelfde zijn kan een eventueel feitelijke samenhang aan de orde komen (HR 25 maart 1975, NJ 1975, 296).
Nu de juridische pool in casu wezenlijke samenhang niet uitsluit kan de feitelijke pool getoetst worden. In lijn van de geldende jurisprudentie dient dan bezien te worden of hier sprake is van een situatie waarin de feiten begaan zijn onder omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid van de gedragingen en de wezenlijke samenhang in het handelen en in de schuld van de dader, dat de strekking van art. 68 en 74 Sr. medebrengt, dat zij in de zin van beide laatstgenoemde bepalingen als hetzelfde feit zijn aan te merken.
De criminele organisatie beslaat deels de periode waarvoor [verdachte] reeds eerder veroordeeld is. Ook de strafbare feiten waarop het oogmerk van de criminele organisatie gericht zou zijn vallen samen met de eerdere veroordeling. Daarbij valt op te merken dat de bewezen gedragingen automatisch samenvallen met andere strafbepalingen die destijds niet op de dagvaarding genoemd werden. Produceren van MDMA kan niet anders dan door tevens de wet Milieubeheer en de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën te overtreden.
Er is derhalve sprake van de situatie als bedoeld in artikel 68 strafrecht, zodat het OM ten aanzien van de vervolging onder feit 1 van de dagvaarding partieel niet ontvankelijk moet worden verklaard."