ECLI:NL:HR:2010:BL6576

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02539
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een daarbij opgelegde boete. De belanghebbende, aangeduid als X, had een naheffingsaanslag ontvangen over het tijdvak van 6 mei 2000 tot en met 5 mei 2001. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag, maar verminderde wel de boete. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur, inclusief de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.

De Inspecteur ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde, de boetebeschikking van de Inspecteur vernietigde, maar de naheffingsaanslag bevestigde en de boete verder verminderde. Hierop stelde de belanghebbende beroep in cassatie in, waarbij een middel werd voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in en stelde ook incidenteel beroep in cassatie in.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten concludeerde op 5 februari 2010 tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad verklaarde echter zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie gegrond. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, met uitzondering van de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de Staatssecretaris van Financiën tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende.

Uitspraak

Nr. 09/02539
10 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 mei 2009, nr. 07/00093, betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 6 mei 2000 tot en met 5 mei 2001, alsmede een boete. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 06/6638) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, en de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslag alsmede de boetebeschikking vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de boete vernietigd, de uitspraak met betrekking tot de naheffingsaanslag bevestigd, en de boete verder verminderd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 5 februari 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
De eerste klacht, gericht tegen 's Hofs oordelen omtrent de naheffingsaanslag, slaagt op de gronden die zijn vermeld in het bij dit arrest gevoegde en geanonimiseerde arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010 in de zaak met nummer 09/00749, LJN BL6471, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
4. Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
Het middel, gericht tegen 's Hofs oordeel omtrent de boete, slaagt op de gronden die zijn vermeld in het hiervoor in 3 aangehaalde arrest van de Hoge Raad.
5. Slotsom
Gelet op het hiervoor in 3 en 4 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
6. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie wat betreft het principale beroep. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 09/02537 en 09/02538 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 110,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een derde van € 966, derhalve € 322, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010.