ECLI:NL:HR:2010:BL6079
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake poging tot diefstal met gebruik van geuridentificatieproef
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. R.I. Takens, had verzocht om herziening van een veroordeling voor poging tot diefstal, waarbij gebruik was gemaakt van een geuridentificatieproef. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrager niet kon aantonen dat de geuridentificatieproef onbetrouwbaar was en dat deze onregelmatigheid invloed had op de veroordeling. De Hoge Raad stelde vast dat de aanvrager niet had aangetoond dat, indien de onregelmatigheid bekend was geweest, het Hof tot een andere uitspraak zou zijn gekomen. De aanvrage tot herziening werd dan ook ongegrond verklaard.
De zaak betreft een poging tot diefstal die plaatsvond op 28 maart 2004 in Arnhem, waarbij de aanvrager samen met anderen probeerde in te breken in het Rijn-IJsselcollege. De Hoge Raad benadrukte dat voor herziening op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, er concrete aanwijzingen moeten zijn dat de uitkomst van de geuridentificatieproef niet betrouwbaar was. De Procureur-Generaal had geconcludeerd dat de aanvrage ongegrond was, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de aanvrage tot herziening werd afgewezen.