ECLI:NL:HR:2010:BL5625

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03713
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schuldheling en bewijsvoering bij de verwerving van een gestolen fiets

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van schuldheling van een damesfiets, die hij in de periode van 14 juli 2004 tot en met 22 februari 2007 had verworven. De verdachte had de fiets gekocht van een onbekende man via marktplaats.nl voor € 120, zonder een aankoopbon te ontvangen. De fiets bleek eerder gestolen te zijn, wat leidde tot de beschuldiging van schuldheling.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de schuldheling ontoereikend was gemotiveerd. De rechtbank had geconcludeerd dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets door misdrijf was verkregen, maar de Hoge Raad vond deze conclusie niet logisch. De verdachte had de fiets gekocht van een particulier en er waren geen duidelijke aanwijzingen dat de fiets gestolen was, zoals het ontbreken van een aankoopbon of een sticker van de rijwielhandelaar. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van schuldheling. De Hoge Raad stelde dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waarbij de argumenten van de verdachte opnieuw in overweging worden genomen.

Uitspraak

25 mei 2010
Strafkamer
Nr. 08/03713
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 22 februari 2008, nummer 24/001084-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.F. Roza, advocaat te Zwolle, middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel richt zich tegen de motivering van de bewezenverklaring.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
"hij in de periode van 14 juli 2004 tot en met 22 februari 2007 in Nederland een damesfiets (Gazelle, Davos, framenummer [001]) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij]:
"Op 14 juli 2004 is mijn damesfiets, van het merk Gazelle, type Davos, framenummer [001], bouwjaar 2003, weggenomen. Ik had deze fiets slotvast afgesloten op de Prins Mauritsstraat te Middelburg. De nieuwwaarde van de fiets is € 899,=. De weggenomen fiets is mijn eigendom. Ik heb aan niemand toestemming gegeven de fiets weg te nemen en zich toe te eigenen."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 21 februari 2007 controleerde ik 's morgens in het kader van een gezamenlijke aanpak van fietsendiefstal de fietsenstalling op het schoolplein van het Almere College, gevestigd te Kampen. Ik zag dat er een damesfiets, merk Gazelle, in het fietsenrek stond, welke niet meer voorzien was van een sticker van de rijwielhandelaar. Ik zag wel dat er een sticker op het achterspatbord van de fiets had gezeten. De sticker was zichtbaar weggehaald. Ik noteerde het framenummer, [001], van deze fiets en vroeg de regionale meldkamer of deze fiets mogelijk als gestolen stond geregistreerd. Van de meldkamer kreeg ik te horen dat deze damesfiets inderdaad als gestolen stond geregistreerd. De fiets was op 14 juli 2004 in Middelburg gestolen en [benadeelde partij] had aangifte gedaan van diefstal van de fiets. Ik heb de fiets overgebracht naar het politiebureau te Kampen en heb de conciërge van de school daarvan op de hoogte gebracht. Op 21 februari 2007 werd ik 's avonds gebeld door [betrokkene 1], wonende te [woonplaats]. Zij gaf aan dat de fiets, welke de politie had meegenomen, van haar was. Zij vertelde mij dat zij die fiets had gekregen van haar vader [verdachte], wonende te [woonplaats], [a-straat 1]. Kort na dit telefoongesprek heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte] voornoemd. Hij gaf toe dat hij de fiets enige tijd geleden, als verjaardagscadeau, aan zijn vrouw had gegeven. Hij vertelde dat zijn dochter [betrokkene 1] de fiets nu in gebruik had. Hij is vrijwillig aan bureau verschenen voor het afleggen van een verklaring. Hij deed afstand van de genoemde fiets. Hij verklaarde dat hij de fiets in de zomervakantie van 2004 had gekocht. Vervolgens heb ik contact gehad met aangeefster [benadeelde partij]. Ik heb haar op de hoogte gebracht van het vorenstaande. Zij vertelde mij dat de fiets nog geen jaar oud was toen deze werd gestolen."
c. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"In de periode van 14 juli 2004 tot en met 22 februari 2007 heb ik op het treinstation te Zwolle een damesfiets, merk Gazelle, type Davos, framenummer [001], van een mij onbekende man gekocht voor een bedrag van € 120,=. Toen ik de fiets kocht, heb ik er niet op gelet of deze was voorzien van een sticker van de rijwielhandelaar waar de fiets was gekocht. De fiets betrof een nieuw model. De politie heeft de fiets aangetroffen in de fietsenstalling op het schoolplein van het Almere College te Kampen. Mijn dochter [betrokkene 1] zat op die school."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"De man van wie ik de fiets heb gekocht, had deze op marktplaats.nl te koop staan. Zijn telefoonnummer stond er bij vermeld. Ik heb die man gebeld. We spraken af bij het treinstation te Zwolle. De man had de fiets bij zich. De man vertelde dat de fiets zeker € 300,= à € 400,= waard was. Ik zag dat het een mooie fiets was; alleen het zadel was beschadigd. De man vroeg € 150,= voor de fiets. Ik heb de fiets van die man gekocht voor € 120,=. Ik betaalde hem contant. Ik heb van de man geen aankoopbon van de fiets gekregen. Ik heb de fiets aan mijn vrouw gegeven. Toen mijn dochter [betrokkene 1] naar het Almere College ging, gebruikte zij de fiets. De fiets welke u mij toont is de fiets waarover ik net heb verklaard."
2.4. Het Hof heeft als beslissing op een gevoerd (bewijs)verweer voorts nog het volgende overwogen:
"Verdachte heeft ter zitting van het hof aangevoerd, dat de fiets nogal wat gebreken vertoonde, toen hij deze kocht. Volgens verdachte zou de achterrem van de fiets vervangen moeten worden, zouden de banden kapot zijn en zou het zadel beschadigd zijn. Deze gebreken zouden gerepareerd moeten worden, hetgeen de nodige kosten mee zou brengen, welke voor rekening van verdachte zouden komen. In verband met de nog te maken reparatiekosten zou volgens verdachte het bedrag van € 120,=, waarvoor hij de fiets had gekocht, dan ook niet te laag zijn. Voorts heeft verdachte aangevoerd, dat hij bij de politie wel heeft opgegeven dat de fiets, naast de beschadiging van het zadel, ook voormelde andere gebreken vertoonde, maar dat de politie dat niet relevant vond en dat kennelijk daarom niet in zijn verklaring heeft opgenomen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard, dat het een mooie fiets was, waarvan alleen het zadel was beschadigd, toen hij deze kocht. Hij heeft toen niet over andere gebreken dan voormelde beschadiging van het zadel verklaard, althans dat blijkt niet uit die verklaring. Gebleken is, dat verdachte deze bij de politie afgelegde verklaring, na voorlezing, heeft ondertekend. Het hof tekent daarbij aan, dat verdachte toen niet met behulp van een tolk is gehoord. Echter, bij de politierechter, toen hij wel met behulp van een tolk is gehoord, heeft hij evenmin verklaard dat de fiets ten tijde van de koop andere beschadigingen had, dan de beschadiging aan het zadel. Ook heeft hij toen niet geklaagd dat de politie een deel van zijn verklaring betreffende andere beschadigingen dan in die verklaring vermeld, niet heeft opgenomen.
Sterker nog, bij de politierechter verklaart verdachte te blijven bij zijn bij de politie afgelegde verklaring, met uitzondering van een onderdeel, dat hier niet ter zake doet. Pas bij het hof verklaart verdachte voor het eerst dat de fiets ten tijde van de koop andere beschadigingen had, dan de beschadiging aan het zadel. Derhalve acht het hof niet aannemelijk geworden dat de fiets ten tijde van de koop door verdachte andere beschadigingen had, dan de beschadiging aan het zadel.
De hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen levert op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het als voormeld subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, in voege als na te melden."
2.5. De bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen. In aanmerking genomen dat de verdachte de fiets heeft gekocht van een particulier via de internetsite marktplaats.nl, is niet zonder meer begrijpelijk waarom het Hof redengevend heeft geacht dat de verdachte geen aankoopbon van de fiets heeft gekregen en hij niet erop heeft gelet dat op de fiets geen sticker meer zat van de rijwielhandelaar.
2.6. Het middel slaagt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 25 mei 2010.