ECLI:NL:HR:2010:BL5584

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02845
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest wegens onjuiste hervatting van het onderzoek ter terechtzitting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een beroep in cassatie door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, tegen een arrest van het Hof van 23 juni 2008. De kern van de zaak draait om de vraag of het Hof in strijd heeft gehandeld met artikel 322, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door het onderzoek ter terechtzitting te hervatten zonder de vereiste instemming van de Advocaat-Generaal en de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juni 2008 blijkt dat deze instemming niet is gegeven. Hierdoor had het Hof het onderzoek opnieuw moeten aanvangen in plaats van het voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 24 december 2007. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daarop gebaseerde einduitspraak. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

11 mei 2010
Strafkamer
nr. 08/02845
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 23 juni 2008, nummer 23/001893-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof op 23 juni 2008 in strijd met art. 322, derde lid, Sv het onderzoek ter terechtzitting heeft hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting van 24 december 2007.
2.2.1. De daarvan opgemaakte processen-verbaal houden in dat: - in hoger beroep de zaak is behandeld op de terechtzittingen van 24 september 2007, 24 december 2007 en 23 juni 2008;
- op de terechtzitting van 24 september 2007 de Enkelvoudige Kamer van het Hof bestond uit mr. Krikke;
- op de terechtzitting van 24 december 2007 de Enkelvoudige Kamer van het Hof wederom bestond uit mr. Krikke;
- het onderzoek toen is hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting van 24 september 2007 en nadien is geschorst;
- op de terechtzitting van 23 juni 2008 de Enkelvoudige Kamer van het Hof bestond uit mr. Den Ottolander;
- behalve de Advocaat-Generaal bij het Hof ook de verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2008 aanwezig was.
2.2.2. Het proces-verbaal van laatstgenoemd onderzoek ter terechtzitting houdt voorts - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Het hof hervat - hoewel thans anders samengesteld - het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting van 24 december 2007.
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen."
2.3. Art. 322, derde lid, Sv - dat ingevolge art. 415, eerste lid, Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - luidt:
"De rechtbank beveelt dat het onderzoek op de terechtzitting opnieuw wordt aangevangen in het geval de samenstelling van de rechtbank bij de hervatting gewijzigd is, tenzij de officier van justitie en de verdachte instemmen met hervatting in de stand waarin het onderzoek zich op het tijdstip van de schorsing bevond."
2.4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juni 2008 houdt niet in dat de Advocaat-Generaal bij het Hof en de verdachte hebben ingestemd met hervatting van het onderzoek ter terechtzitting in de stand waarin dat zich bevond ten tijde van de schorsing daarvan op 24 december 2007. Het moet er daarom in cassatie voor worden gehouden dat die instemming niet is gegeven. Bij die stand van zaken had het Hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw moeten aanvangen. Blijkens het voormelde proces-verbaal heeft het Hof dat evenwel niet gedaan. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2008 en de (mede) naar aanleiding daarvan gewezen einduitspraak.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 mei 2010.