ECLI:NL:HR:2010:BL5543
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over denatureren van verklaring verdachte in strafzaak betreffende bijstandsfraude
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was in hoger beroep veroordeeld voor bijstandsfraude. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 december 1999 tot en met 30 juni 2000 bijstand had ontvangen terwijl hij in detentie verbleef, en dat hij in strijd met de Algemene Bijstandswet had nagelaten om tijdig de benodigde gegevens aan de Gemeentelijke Sociale Dienst te verstrekken. De verdachte had tijdens de terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij gedetineerd was geweest en dat zijn uitkering doorliep, maar had niet gemeld dat hij in detentie zat.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaring van de verdachte had gedenatureerd door het woord 'gezet' toe te voegen aan zijn verklaring dat hij twee handtekeningen had. Dit oordeel was niet begrijpelijk zonder nadere motivering, vooral gezien de context van de verklaring van de verdachte. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof en terugverwijzing van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie, behalve het eerste middel, geen bespreking behoefden. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor de rechter om verklaringen van verdachten niet te gedenatureren zonder adequate motivering.