ECLI:NL:HR:2010:BL5540

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12897
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en vermindering van gevangenisstraf in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 6 april 2007 was gewezen. De zaak betreft een beroep in cassatie door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. G. Spong, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en heeft verzocht om vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot een jaar en tien maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het middel niet tot cassatie kan leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, wat heeft geleid tot een verdere vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf met twee jaren.

De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad was dat het arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

13 april 2010
Strafkamer
nr. 07/12897
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 april 2007, nummer 20/002592-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, vermindering van de straf en verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze een jaar en tien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 april 2010.