ECLI:NL:HR:2010:BL5538
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en bewijsvoering in drugszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 07/12453 P, die betrekking had op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1979 en wonende te [woonplaats], had beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 september 2007. De advocaat van de betrokkene, mr. R. van 't Land, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.
De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het Hof had in zijn uitspraak overwogen dat de raadsman van de veroordeelde had aangevoerd dat de veroordeelde in de strafzaak was vrijgesproken voor een deel van de tenlastelegging, maar het Hof ging aan dit verweer voorbij. Het Hof oordeelde dat de ontnemingsvordering kon worden gebaseerd op de hoeveelheid van 7 kilogram cocaïne, die begrepen kon worden in het gronddelict.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 47.735,- en het beroep voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de betrokkene niet tot cassatie konden leiden en dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de betalingsverplichting.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.