ECLI:NL:HR:2010:BL4108

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03393
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering bij rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], had zonder geldig rijbewijs deelgenomen aan het verkeer, wat leidde tot een aanrijding. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, stelde een middel van cassatie voor, waarbij de strafmotivering van het Hof ter discussie werd gesteld. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat de overweging van het Hof dat een aanrijding veroorzaakt door een bestuurder zonder geldig rijbewijs "verstrekkende gevolgen" kan hebben voor slachtoffers, niet zonder meer begrijpelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op de relevante wetsartikelen van de Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen (WAM), die stellen dat een bestuurder zonder rijbewijs niet verzekerd is, wat de gevolgen van een aanrijding kan verergeren. De Hoge Raad vond dat de strafoplegging door het Hof ontoereikend was gemotiveerd, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, en uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

6 april 2010
Strafkamer
Nr. 08/03393
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 mei 2008, nummer 22/005608-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2. Het Hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zonder rijbewijs deelgenomen aan het verkeer. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van ernstige miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Tevens kan een door hem veroorzaakte aanrijding verstrekkende gevolgen hebben voor eventuele slachtoffers, omdat een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder daartoe bevoegd rijbewijs niet verzekerd is. Hiertegen dient dan ook te worden opgetreden.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2008, is de verdachte reeds vele malen eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke hechtenis van na te melden hoogte een passende reactie vormt."
2.3. De volgende bepalingen van de Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen (hierna: WAM) zijn van belang:
- art. 5:
"Indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de verzekerde persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeraar niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekerde blijft."
- art. 6, eerste lid:
"De benadeelde heeft jegens de verzekeraar door wie aansprakelijkheid volgens deze wet is gedekt, een eigen recht op schadevergoeding. (...)"
- art. 11, eerste lid:
"Geen uit de wettelijke bepalingen omtrent de verzekeringsovereenkomst of uit deze overeenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen (...)"
2.4. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 30 november 1983, Stb. 614, tot wijziging van de WAM houdt in:
"Volgens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen wordt de verzekeraar soms met de uitkering van schadevergoeding aan een benadeelde belast in gevallen waarvoor de verzekeringsovereenkomst geen dekking biedt. Dit kan geschieden in de gevallen waarin hij bij polis tegen de verzekerde bepaalde omstandigheden zoals rijden "onder invloed" of zonder rijbevoegdheid, heeft uitgesloten, of waarin de verzekeringsovereenkomst achteraf nietig blijkt te zijn.
(...)
In al deze gevallen biedt de polis geen dekking (meer) jegens enige verzekerde, maar is de verzekeraar niettemin gehouden aan de benadeelde schadevergoeding te betalen."
(Kamerstukken II, 1976-1977, 14 281, nr. 3, p. 19-20)
2.5. Gelet op de hiervoor weergegeven wetsartikelen en wetsgeschiedenis is 's Hofs overweging dat een aanrijding veroorzaakt door een bestuurder van een motorrijtuig rijdend zonder geldig rijbewijs "verstrekkende gevolgen" kan hebben voor eventuele slachtoffers omdat zo een bestuurder niet verzekerd is, niet zonder meer begrijpelijk.
De strafoplegging is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 6 april 2010.