ECLI:NL:HR:2010:BL4086
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en schending van voorschriften voor controle arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door ABN AMRO BANK N.V. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de schending door een werknemer van voorschriften voor controle op arbeidsongeschiktheid kan worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet, zoals bedoeld in artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof. De advocaat van de Bank, mr. E. Grabandt, heeft het beroep in cassatie ingesteld, terwijl de verweerster, vertegenwoordigd door mr. H.J.W. Alt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft eveneens geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de Bank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat een nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.