ECLI:NL:HR:2010:BL4086

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04609
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en schending van voorschriften voor controle arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door ABN AMRO BANK N.V. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de schending door een werknemer van voorschriften voor controle op arbeidsongeschiktheid kan worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet, zoals bedoeld in artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam en een arrest van het gerechtshof. De advocaat van de Bank, mr. E. Grabandt, heeft het beroep in cassatie ingesteld, terwijl de verweerster, vertegenwoordigd door mr. H.J.W. Alt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft eveneens geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de Bank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat een nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

16 april 2010
Eerste Kamer
08/04609
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Bank en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak KK-nummer 07-626 van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 28 augustus 2007 en
b. het arrest in de zaak 106.007.394/01 (rolnummer 07/1302 KG) van het gerechtshof te Amsterdam van 28 augustus 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Bank beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Bank mede door mr. L. van den Eshof, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van der Burg begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 april 2010.