ECLI:NL:HR:2010:BL4075

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01262
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en bewijswaardering met betrekking tot eigen schuld

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door een groep eisers tegen een eerder arrest van het gerechtshof. De eisers, waaronder [Eiser 1], [Eiser 2], [Eiser 3], [Eiser 4], en [Eiser 5], hebben hun beroep ingesteld tegen een uitspraak van het hof die hen niet in het gelijk stelde. De zaak betreft een onrechtmatige daad en de beoordeling van bewijswaardering, met specifieke aandacht voor de eigen schuld van de eisers. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie aanhaalt. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.456,34. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 april 2010 door de raadsheer A. Hammerstein, die ook als voorzitter fungeerde. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar de Hoge Raad oordeelt dat nadere motivering niet nodig is, gezien de aard van de klachten.

Uitspraak

23 april 2010
Eerste Kamer
09/01262
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
4. [Eiser 4],
5. [Eiser 5],
allen wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.T. Wiegerink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 190695/HAZA 05-380 van de rechtbank Utrecht van 27 juli 2005 en
b. het arrest in de zaak 106.003.989/01 (rolnummer 2127/05) van het gerechtshof te Amsterdam van 16 september 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 26 februari 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.256,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 april 2010.