ECLI:NL:HR:2010:BL4075
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en bewijswaardering met betrekking tot eigen schuld
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door een groep eisers tegen een eerder arrest van het gerechtshof. De eisers, waaronder [Eiser 1], [Eiser 2], [Eiser 3], [Eiser 4], en [Eiser 5], hebben hun beroep ingesteld tegen een uitspraak van het hof die hen niet in het gelijk stelde. De zaak betreft een onrechtmatige daad en de beoordeling van bewijswaardering, met specifieke aandacht voor de eigen schuld van de eisers. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Advocaat-Generaal, L. Strikwerda, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie aanhaalt. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.456,34. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 april 2010 door de raadsheer A. Hammerstein, die ook als voorzitter fungeerde. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar de Hoge Raad oordeelt dat nadere motivering niet nodig is, gezien de aard van de klachten.