ECLI:NL:HR:2010:BL2945

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00726 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding in jeugdzaken en de beoordeling van vorderingen van benadeelde partijen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de vordering van de benadeelde partij is toegewezen. De verdachte, geboren in 1991 en wonende te [woonplaats], is beschuldigd van diefstal in vereniging. De feiten zijn als volgt: op 22 februari 2007 heeft de verdachte samen met een ander een geldbedrag, mobiele telefoons, een ring, een horloge met diamanten en een bankpas weggenomen uit een woning in Amsterdam. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 962,- gevorderd, die door het Hof is toegewezen, ondanks de betwisting van de verdachte over de hoogte van de vordering. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de vordering niet onbegrijpelijk heeft toegewezen, gezien de onderbouwing door de benadeelde partij en de getuigenverklaring van een medeverdachte. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de rol van de benadeelde partij in het strafproces en de vereisten voor de onderbouwing van schadevorderingen.

Uitspraak

30 maart 2010
Strafkamer
Nr. 09/00726 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 februari 2009, nummer 23/004783-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. Het eerste middel behelst de klacht dat het Hof de vordering van de benadeelde partij ontoereikend gemotiveerd heeft toegewezen. Het tweede middel klaagt over de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"zij op 22 februari 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning ([a-straat 1]) een geldbedrag en een mobiele telefoon en een ring en een horloge met diamanten en kettingen en een bankpas (Postbank) toebehorende aan [benadeelde partij]."
2.3. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een "voegingsformulier" van de benadeelde partij. Dit formulier behelst als opgave van de materiële schade een bedrag van € 250,- respectievelijk € 80,- voor twee mobiele telefoons, een bedrag van € 232,- aan contanten, een bedrag van € 1.000,- voor een witgouden horloge, en als opgave van de immateriële schade een bedrag van € 150,-. Aan het voegingsformulier is ter staving van de schade een "Schadeonderbouwingsformulier" van Slachtofferhulp Nederland gehecht. Dit formulier houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Witgouden dameshorloge, rond witgouden horloge met lichte wijzerplaat bezet met 24 diamanten en witgouden band. Het horloge was 15 jaar geleden op fl. 3.000,- getaxeerd. Benadeelde was zeer gehecht aan dit aandenken aan zijn dochter.
(...)
Van bovenstaande artikelen zijn geen aankoopnota's meer voorhanden en het is daardoor onmogelijk de waarde vast te stellen. Voor de telefoons is informatie van internet gehaald om tot een vergelijking te komen. Het geldbedrag kan d.m.v. de afschrijvingen worden vastgesteld. De waarde van het witgouden horloge is moeilijk te bepalen omdat er geen foto's van zijn en ook op het internet niets vergelijkbaars te vinden is. Het lege doosje van het horloge, afkomstig van een chique juwelierszaak in [adres] in Amsterdam, en het verhaal van de taxatie is de enige onderbouwing bij de vaststelling van het bedrag. Van de overige gestolen goederen is geen waarde meer te bepalen.
(...)"
2.4. Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota heeft de raadsvrouwe aldaar, voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd:
"Vordering benadeelde partij
[Benadeelde partij] heeft gevorderd € 1.712,00. De kinderrechter heeft de schade gewaardeerd op € 962,00. [Benadeelde partij] heeft zich voor dat bedrag wederom gevoegd in deze procedure.
Ik vind de toekenning van dit schadebedrag geen juiste beslissing.
Er is geen sprake van enige onderbouwing van de schade, behalve dan dat [benadeelde partij] zegt dat het zo was. (...) Er zijn geen aanschafbonnen, er zijn geen foto's van de goederen, met name de sieraden, er is geen taxatierapport overgelegd waar in de brief van Slachtofferhulp over wordt gesproken, niets van dit alles. (...) ook niet ten aanzien van het horloge. Ter zitting van de kinderrechter heeft [benadeelde partij] gezegd dat het niet alleen het gouden horloge betrof, maar ook de andere sieraden, waar hij € 1.000,00 voor vergoed wenst te krijgen.
Het is in mijn ogen echter maar de vraag of er sprake is van een waardevol horloge met echte diamant. [Benadeelde partij] noemt in zijn aangifte een horloge van zijn vrouw. In de bijlage gestolen goederen wordt genoemd "horloge (dames) met diamantje". [Verdachte] noemt het een horloge met diamantjes. De pandjesbaas noemde het een oud authentiek horloge. En hij heeft voor dit horloge € 60,00 gegeven. Wanneer het een in geld waardevol horloge zou zijn geweest, zou de pandjesbaas er toch wel wat meer voor hebben gegeven?
De kinderrechter heeft de schade gewaardeerd. Menselijk misschien nog te begrijpen, maar juridisch in mijn ogen volstrekt onjuist. De wet is helder over de positie van de benadeelde partij in het strafproces: de vordering moet van "zo eenvoudige aard zijn dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding", artikel 361 Sv, met name lid 3. Ook moet de schade rechtstreeks zijn.
In deze zaak kan de conclusie niet anders luiden dan dat de vordering niet zo eenvoudig is vast te stellen. Door [verdachte] wordt de hoogte van de vordering betwist. En de vordering is volstrekt niet onderbouwd. Onder dergelijke omstandigheden rest er maar één conclusie: als [benadeelde partij] zijn schade vergoed wenst te krijgen, moet hij zijn schade via de civiele rechter, in een procedure, trachten te verhalen. Niet in het kader van deze strafzaak.
De hoogte van de schade is niet eenvoudig vast te stellen.
Verzoek de vordering af te wijzen, niet ontvankelijk te verklaren, dan wel maximaal toe te wijzen voor € 150,00 en € 232,00 is totaal € 382,00."
2.5. De bestreden uitspraak houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 962,-, zoals aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte heeft de vordering ten dele betwist.
Nu de medeverdachte heeft aangegeven dat zij heeft gezien dat de verdachte een horloge met diamanten uit de woning van het slachtoffer heeft meegenomen, passeert het hof deze betwisting en stelt het hof de door de benadeelde partij geleden schade, als gevolg van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde, ex aequo et bono vast op € 962,-.
Beslissing:
(...)
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], rekeningnummer [001], een bedrag van EUR 962,00 (negenhonderdtweeënzestig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
(...)
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 962,00 (negenhonderdtweeënzestig euro), zulks ten behoeve van [benadeelde partij].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 19 (negentien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen."
2.6. De benadeelde partij heeft ter vergoeding van de door haar als gevolg van de bewezenverklaarde diefstal van een horloge met diamanten geleden schade een bedrag van € 962,- gevorderd. Het Hof heeft die vordering toegewezen en is voorbijgegaan aan verdachtes betwisting van de hoogte van die vordering op de grond dat "de medeverdachte heeft aangegeven dat zij heeft gezien dat de verdachte een horloge met diamanten uit de woning van het slachtoffer heeft meegenomen".
Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, nu het Hof kennelijk in aanmerking heeft genomen enerzijds dat de benadeelde partij ter onderbouwing van haar vordering heeft aangevoerd dat het gaat om een witgouden horloge, bezet met 24 diamanten en voorzien van een witgouden band, dat blijkens het doosje is gekocht in een chique juwelierszaak in [adres] te Amsterdam en dat vijftien jaar geleden is getaxeerd op fl. 3.000,-, en anderzijds dat de verdachte ter afwering van de vordering heeft volstaan met het opwerpen van de vraag of sprake is van een waardevol horloge met echte diamant, en de niet door bewijsstukken gestaafde stelling dat het horloge voor een bedrag van € 60,- is verkocht aan een niet nader genoemde pandjesbaas. Voor verdere toetsing van 's Hofs oordeel is in cassatie geen plaats.
2.7. De middelen falen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 30 maart 2010.