ECLI:NL:HR:2010:BL2945
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding in jeugdzaken en de beoordeling van vorderingen van benadeelde partijen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de vordering van de benadeelde partij is toegewezen. De verdachte, geboren in 1991 en wonende te [woonplaats], is beschuldigd van diefstal in vereniging. De feiten zijn als volgt: op 22 februari 2007 heeft de verdachte samen met een ander een geldbedrag, mobiele telefoons, een ring, een horloge met diamanten en een bankpas weggenomen uit een woning in Amsterdam. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 962,- gevorderd, die door het Hof is toegewezen, ondanks de betwisting van de verdachte over de hoogte van de vordering. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de vordering niet onbegrijpelijk heeft toegewezen, gezien de onderbouwing door de benadeelde partij en de getuigenverklaring van een medeverdachte. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de rol van de benadeelde partij in het strafproces en de vereisten voor de onderbouwing van schadevorderingen.