ECLI:NL:HR:2010:BL2279
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verdeling van opbrengst uit executie en de vraag naar de aard van de overeenkomst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerder arrest van het gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een geschil over de verdeling van de opbrengst uit een executie en de vraag of er sprake was van een agentuur- dan wel bemiddelingsovereenkomst. Eiser 1 en eiseres 2, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P. Garretsen, hebben cassatie ingesteld tegen de bank, ABN AMRO N.V., die werd bijgestaan door mr. K.G.W. van Oven. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Almelo en het arrest van het hof, waartegen de eisers beroep in cassatie hebben ingesteld. De bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft eveneens geadviseerd om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond bevonden en heeft geoordeeld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op een totaal van € 8.252,34. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, waarbij de andere raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser betrokken waren.