ECLI:NL:HR:2010:BL0664

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04036
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen strafmotivering en gevangenisstraf in geweldsdelict

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdachte had gepoogd een slachtoffer van het leven te beroven door hem met een schep op het hoofd te slaan, wat resulteerde in een lichte hoofdwond. Daarnaast had de verdachte de achterruit van de auto van het slachtoffer vernield. Het Hof had de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De Advocaat-Generaal concludeerde tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het Hof voor herbeoordeling van de straftoemeting.

De Hoge Raad beoordeelt het cassatiemiddel dat stelt dat de strafmotivering onbegrijpelijk is. Het Hof had overwogen dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden zou opleggen, maar dit gedeeltelijk voorwaardelijk deed om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft aangegeven welke straf het zou hebben opgelegd zonder rekening te houden met de verzachtende omstandigheden. De Hoge Raad concludeert dat de strafoplegging toereikend en begrijpelijk is gemotiveerd, en verwerpt het beroep.

Uitspraak

30 maart 2010
Strafkamer
Nr. 08/04036
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 12 september 2008, nummer 24/000545-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het punt van de straftoemeting opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de strafmotivering onbegrijpelijk is.
2.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd onder 1 primair poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling, en onder 2 vernieling.
2.2.2. De Politierechter heeft de verdachte ter zake van 1 poging tot doodslag, en 2 vernieling veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf en een leerstraf van 26 uren.
2.2.3. De verdachte heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
2.2.4. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft - voor zover hier van belang - gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 zal worden veroordeeld tot de door de Politierechter opgelegde straffen.
2.2.5. Het Hof heeft de verdachte ter zake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan
8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het Hof heeft deze strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem hard met een schep op zijn hoofd te slaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geweld - op een vitaal lichaamsdeel als het hoofd - een aanmerkelijk risico op de dood met zich meebrengt. Dat de gevolgen beperkt zijn gebleven tot een lichte hoofdwond is louter aan toeval te danken geweest. Verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] ernstig aangetast. Poging tot doodslag is bovendien een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte de achterruit van de auto van [slachtoffer] met de schep kapot geslagen toen [slachtoffer] in zijn auto wegvluchtte. Aldus heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [slachtoffer].
Het hof heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 juni 2008 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van het - met name onder 1 - bewezenverklaarde en dat niet kan worden volstaan met de door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechtbank opgelegde straf.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt het hof echter tevens rekening met de volgende omstandigheden.
[Slachtoffer] is op 25 november 2007 naar de woning van verdachte gegaan om verhaal te halen na een woordenwisseling eerder op die dag. Het was derhalve [slachtoffer] die de confrontatie met verdachte zocht. [Slachtoffer] had daarnaast die avond diverse malen telefonisch gedreigd verdachte te zullen doodschieten.
Daarnaast houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting door verdachte en zijn raadsvrouw zijn geschetst.
Het hof ziet in deze omstandigheden aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het beoogt hiermee mede te bereiken dat verdachte zich in de toekomst zal weerhouden van het plegen van strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat er gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd."
2.3. Het middel neemt kennelijk tot uitgangspunt dat het Hof heeft overwogen aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, doch dat het, ten faveure van de verdachte rekening houdend met een aantal omstandigheden, heeft beoogd hem tegemoet te komen door een gedeelte van die straf voorwaardelijk op te leggen. Dat uitgangspunt mist echter feitelijke grondslag, nu het Hof niet heeft aangegeven welke straf het zou hebben opgelegd indien het met de in het middel bedoelde omstandigheden geen rekening zou hebben gehouden. Mede erop gelet dat het Hof heeft overwogen met het voorwaardelijk opleggen van een deel van de gevangenisstraf te beogen de verdachte ervan in de toekomst te weerhouden strafbare feiten te plegen, is de strafoplegging toereikend en niet onbegrijpelijk gemotiveerd, zodat het middel faalt.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 30 maart 2010.