ECLI:NL:HR:2010:BL0662
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, dat op 20 juli 2007 werd gewezen in de strafzaak met nummer 23/004859-05. De verdachte, gevestigd te [vestigingsplaats], heeft het beroep ingesteld. De verdediging werd gevoerd door mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De schriftuur met deze middelen is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 maart 2010, onder nummer 08/03822 E, geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat het eerdere oordeel van het Gerechtshof in stand blijft.
Het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink. De uitspraak vond plaats in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. Dit arrest is gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2010:BL0662 en is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, waarin de Hoge Raad zijn rol als hoogste rechter in cassatie bevestigt.