ECLI:NL:HR:2010:BL0616
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van betekening in het buitenland en de vereisten voor adresgegevens
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van een dagvaarding aan een verdachte die op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte, geboren in 1958, had zijn verblijfplaats in Canada, maar de benodigde adresgegevens ontbraken in het dossier. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN AD5163) en stelt dat de rechtbank niet voldoende heeft onderzocht of bij de gemeente navraag is gedaan naar de adresgegevens van de verdachte. Het Hof had moeten vaststellen of de verdachte bij zijn vertrek de benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of deze zijn geadministreerd. Het oordeel van het Hof dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend, werd als ontoereikend gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van het hoger beroep.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vereisten voor de betekening van gerechtelijke mededelingen aan personen in het buitenland verduidelijkt. De Hoge Raad benadrukt dat bij het ontbreken van adresgegevens in het buitenland, er eerst navraag gedaan moet worden bij de desbetreffende gemeente voordat aangenomen kan worden dat de woon- of verblijfplaats van de verdachte niet bekend is. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtsgeldigheid van dagvaardingen en de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij de betekening van gerechtelijke stukken.