ECLI:NL:HR:2010:BL0616

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11279
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van betekening in het buitenland en de vereisten voor adresgegevens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van een dagvaarding aan een verdachte die op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte, geboren in 1958, had zijn verblijfplaats in Canada, maar de benodigde adresgegevens ontbraken in het dossier. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN AD5163) en stelt dat de rechtbank niet voldoende heeft onderzocht of bij de gemeente navraag is gedaan naar de adresgegevens van de verdachte. Het Hof had moeten vaststellen of de verdachte bij zijn vertrek de benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of deze zijn geadministreerd. Het oordeel van het Hof dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend, werd als ontoereikend gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van het hoger beroep.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de vereisten voor de betekening van gerechtelijke mededelingen aan personen in het buitenland verduidelijkt. De Hoge Raad benadrukt dat bij het ontbreken van adresgegevens in het buitenland, er eerst navraag gedaan moet worden bij de desbetreffende gemeente voordat aangenomen kan worden dat de woon- of verblijfplaats van de verdachte niet bekend is. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtsgeldigheid van dagvaardingen en de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij de betekening van gerechtelijke stukken.

Uitspraak

30 maart 2010
Strafkamer
nr. 07/11279
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 april 2007, nummer 23/005991-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat de dagvaarding in eerste aanleg rechtsgeldig is betekend met onder meer de klacht dat het Hof eerst dan had mogen aannemen dat verdachtes woon- of verblijfplaats in het buitenland niet bekend is indien bij de desbetreffende gemeente - zonder resultaat - navraag was gedaan of de verdachte bij zijn vertrek de voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen benodigde adresgevens heeft opgegeven en of die gegevens zijn geadministreerd.
2.2.1. Tot de stukken van het geding behoren onder meer:
(i) een akte van uitreiking - behorende bij de dagvaarding voor de terechtzitting van de Rechtbank van 3 november 2005 - inhoudende dat die dagvaarding op 13 oktober 2005 als gewone brief is verzonden naar het adres van de verdachte
"[adres]";
(ii) een aan die akte van uitreiking gehecht "GBA-overzicht" van 13 oktober 2005, onder meer inhoudende:
"Niet gedetineerd
Huidig GBA-adres
Vanaf: 20-5-2005
Adres: [a-straat]
Land: Canada".
2.2.2. Het vonnis van de Rechtbank van 3 november 2005 houdt in dat de verdachte bij verstek is berecht en dat hij "zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland" is.
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De raadsman voert aan dat de inleidende dagvaarding nietig is, nu deze dagvaarding niet is betekend aan het door de verdachte aan de politie opgegeven verblijfsadres aan de [b-straat 1] te [plaats]. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de daarvan opgemaakte akte blijkt dat op 13 oktober 2005 getracht is de inleidende dagvaarding en oproeping (in de ontnemingszaak) uit te reiken aan het adres [c-straat 1], [plaats], en voorts, dat op dezelfde datum een afschrift is verzonden naar dat adres en overigens is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, eveneens op 13 oktober 2005.
Uit het aan de akte gehechte GBA-overzicht blijkt dat vanaf 20 mei 2005 als GBA-adres is vermeld:
"[adres]". Nadere gegevens van een adres in Canada ontbreken in het dossier en waren toen niet voor justitie beschikbaar. Derhalve was uitreiking op een adres in het buitenland niet mogelijk vanaf 20 mei 2005, zodat ingevolge artikel 588, eerste lid onder b 2° van het Wetboek van Strafvordering de uitreiking dient te geschieden -indien mogelijk- aan de woon- of verblijfplaats van de verdachte. Weliswaar volgt uit het dossier dat de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor op 19 januari 2004 verklaard heeft: "Ik slaap af en toe op de [b-straat].", doch die verklaring brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat dat adres heeft te gelden als een woon- of verblijfplaats in de zin van de eerder vermelde bepaling, te minder nu de verdachte volgens die verklaring daaraan heeft toegevoegd: "Verder ben ik overal en nergens."
Bij die stand van zaken zijn de inleidende dagvaarding en oproeping op de bij de wet voorgeschreven wijze uitgereikt."
2.4. Wanneer volgens opgave van de GBA de verdachte naar een ander land is vertrokken, mag eerst dan worden aangenomen dat zijn woon- of verblijfplaats in het buitenland niet bekend is indien bij de desbetreffende gemeente - zonder resultaat - navraag is gedaan of de verdachte bij zijn vertrek de voor de uitreiking van gerechtelijke mededelingen benodigde adresgegevens heeft opgegeven en of die gegevens zijn geadministreerd (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002, 317 rov. 3.20).
2.5. Het vorenstaande onder 2.4 geldt dus ook indien de genoemde opgave van de GBA weliswaar een plaats in een ander land inhoudt doch niet de nadere - voor betekening benodigde - adresgegevens.
Het Hof heeft geoordeeld dat het adres "[adres]" niet als woon- of verblijfplaats van de verdachte in het buitenland kan worden aangemerkt omdat "nadere gegevens van een adres in Canada ontbreken in het dossier". Het Hof had evenwel alleen tot dat oordeel kunnen komen indien de hiervoor bedoelde navraag was gedaan en zonder resultaat was gebleven.
In aanmerking genomen dat het Hof niet heeft blijk gegeven te hebben onderzocht of deze navraag is gedaan, is 's Hofs oordeel dat de inleidende dagvaarding rechtsgeldig is betekend, ontoereikend gemotiveerd. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 maart 2010.