ECLI:NL:HR:2010:BL0612
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vermindering van gevangenisstraf en toepassing van detentietijd in uitleveringszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1977, had beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, specifiek met betrekking tot de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had verzuimd om artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in acht te nemen, dat bepaalt dat de tijd die een veroordeelde in detentie in het buitenland heeft doorgebracht op basis van een Nederlands uitleveringsverzoek, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, de duur van de gevangenisstraf verminderd tot twee jaren en acht maanden, en bevolen dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van het arrest in detentie heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden, wat ook leidde tot een vermindering van de opgelegde straf. De uitspraak benadrukt het belang van het correct toepassen van de wetgeving met betrekking tot detentietijd in uitleveringszaken en de bescherming van de rechten van de verdachte.