ECLI:NL:HR:2010:BL0594
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van storting op bankrekening in het verbintenissenrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en ING Bank N.V. De zaak betreft een vordering van ING tegen [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 334.871,75, voortvloeiend uit een openstaand krediet. ING had [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Roermond, die na een aantal tussenvonnissen op 3 augustus 2005 een eindvonnis heeft gewezen waarin [eiseres] werd veroordeeld tot betaling van € 333.011,23, vermeerderd met rente en kosten. [Eiseres] ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 juni 2008 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft [eiseres] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de storting op de bankrekening van [eiseres] niet kan worden gekwalificeerd als een betaling door een derde in de zin van artikel 6:30 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad oordeelde dat de storting niet kan worden aangemerkt als aflossing van het openstaande krediet, omdat de storting was bedoeld om een verschuldigde koopsom te betalen. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit advies gevolgd.
De Hoge Raad heeft het beroep van [eiseres] verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door vice-president J.B. Fleers en raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.