ECLI:NL:HR:2010:BL0592

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van exploot in Antilliaanse huurovereenkomst en hernieuwde betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen West Indies Dive Bar N.V. en Kildare Properties Ltd. en Island Hotel Corporation N.V. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een bar op het terrein van een hotel op Sint Maarten, die door West Indies Dive Bar was gehuurd van Kildare. Kildare en Island Hotel Corporation vorderden primair een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst per 25 juni 2005 buitengerechtelijk was ontbonden, en subsidiair dat deze alsnog zou worden ontbonden, met de veroordeling van West Indies Dive Bar tot ontruiming van het gehuurde. In eerste aanleg werden de vorderingen afgewezen, maar in hoger beroep heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie de primaire vordering ten behoeve van Kildare toegewezen.

De Hoge Raad oordeelde dat de nietigheid van het exploot van de deurwaarder, dat op 6 december 2007 was betekend, niet was vastgesteld. De deurwaarder had niet voldaan aan de vereisten van de Antilliaanse wetgeving, die voorschrijft dat bij weigering van de geëxploiteerde om het exploot in ontvangst te nemen, een afschrift in een gesloten envelop moet worden achtergelaten of terstond per post moet worden verzonden. Dit gebrek leidde tot de nietigheid van het exploot, waardoor West Indies Dive Bar mogelijk niet op de hoogte was van de procedure. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van het hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.

Daarnaast werd geoordeeld dat ontbinding van een huurovereenkomst door middel van een schriftelijke buitengerechtelijke verklaring mogelijk is, en dat er geen Antilliaanse rechtsregel bestaat die dit zou uitsluiten. De Hoge Raad veroordeelde Kildare en Island Hotel Corporation in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Uitspraak

26 maart 2010
Eerste Kamer
08/03050
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
WEST INDIES DIVE BAR N.V., handelend onder de naam Sunset Beach Bar,
gevestigd op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
t e g e n
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht KILDARE PROPERTIES LTD.,
gevestigd te Anguilla en op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
2. ISLAND HOTEL CORPORATION N.V., handelend onder de naam The Caravanserai Hotel,
gevestigd op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als West Indies Dive Bar en Kildare c.s., verweersters ieder afzonderlijk ook als Kildare en Island Hotel Corporation.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak AR no. 164/2005 van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 18 juli 2006,
b. de vonnissen in de zaak AR 164/05 - H 49/07 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 2 november 2007 en 20 juni 2008.
Het onder b. genoemde eindvonnis van 20 juni 2008 van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van het hof heeft West Indies Dive Bar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Kildare c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Kildare c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan, voor zover thans van belang, van het volgende worden uitgegaan.
(i) Kildare is eigenaresse van het hotel The Caravanserai Hotel op Sint Maarten. Het hotel wordt geëxploiteerd door Island Hotel Corporation. Op het terrein van het hotel bevindt zich een opstal waarin een bar wordt geëxploiteerd onder de naam Sunset Beach Bar. West Indies Dive Bar heeft deze bar bij huurovereenkomst van 17 april 2001 van Kildare gehuurd.
(ii) In de onderhavige procedure vorderen Kildare c.s. primair een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst met West Indies Dive Bar per 25 juni 2005 (buitengerechtelijk) is ontbonden, en subsidiair dat deze overeenkomst alsnog wordt ontbonden, in beide gevallen met veroordeling van West Indies Dive Bar om het gehuurde te ontruimen. De vorderingen van Kildare c.s. zijn in eerste aanleg afgewezen. In het daartegen ingestelde hoger beroep, waarin West Indies Dive Bar niet is verschenen, heeft het hof de primaire vordering - alleen ten behoeve van Kildare - alsnog toegewezen.
3.2 Het hof heeft in zijn tussenvonnis van 2 november 2007 geconstateerd dat de akte van hoger beroep met de memorie van grieven aan een verkeerd adres is betekend, en het heeft daarom de griffier van het gerecht in eerste aanleg bevolen ervoor zorg te dragen dat afschriften van die stukken en van zijn tussenvonnis uiterlijk op 21 december 2007 worden betekend aan West Indies Dive Bar aan het adres [a-straat 1].
In zijn in cassatie bestreden eindvonnis overweegt het hof in rov. 1 dat uit een exploot van 6 december 2007 van de deurwaarder blijkt dat deze zich op die datum op zojuist genoemd adres heeft vervoegd, maar dat West Indies Dive Bar weigerde de stukken in ontvangst te nemen. Voorts blijkt dat de deurwaarder West Indies Dive Bar heeft opgeroepen om op 1 februari 2008 een memorie van antwoord in te dienen. West Indies Dive Bar is op die datum echter niet verschenen, waarna door Kildare c.s. een akte is genomen en vonnis is gevraagd, aldus nog steeds het hof. Het hof heeft vervolgens de primaire vordering alsnog toegewezen.
3.3 Onderdeel 1 van het middel klaagt onder meer dat het hof de nietigheid van het exploot van 6 december 2007 had moeten uitspreken, omdat de deurwaarder niet heeft voldaan aan het op grond van art. 1 lid 3 en art. 2 lid 1 RvNA geldende voorschrift dat hij, indien de geëxploiteerde weigert het afschrift in ontvangst te nemen, (in het exploot vermeldt dat hij) een afschrift van het exploot aan de woonplaats van de geëxploiteerde achterlaat in een gesloten envelop dan wel, indien dat feitelijk onmogelijk is, terstond een afschrift ter post bezorgt.
3.4 De klacht treft doel. Het exploot vermeldt wel dat de geëxploiteerde weigerde het exploot in ontvangst te nemen, maar niet dat de deurwaarder vervolgens (op de voet van art. 1 lid 3 in verbinding met art. 2 lid 1 RvNA) een afschrift van het exploot aan de woonplaats van de geëxploiteerde heeft achtergelaten in een gesloten envelop dan wel, indien dat feitelijk onmogelijk was, terstond een afschrift ter post heeft bezorgd. Aldus bestaat de mogelijkheid dat de deurwaarder een en ander heeft nagelaten en dat West Indies Dive Bar daardoor de te betekenen stukken in feite niet (alsnog) heeft ontvangen. Nu West Indies Dive Bar niet is verschenen en het hof niet heeft vastgesteld dat zij de te betekenen stukken ondanks de niet-naleving van voornoemde bepalingen toch heeft ontvangen, brengt deze niet-naleving ingevolge art. 92 RvNA de nietigheid van het exploot mee.
Opmerking verdient dat, gelet op art. 273 RvNA dat ertoe strekt dat de wederpartij van degene die hoger beroep heeft ingesteld kennis krijgt van de aanwending van het rechtsmiddel en de inhoud van de memorie van grieven, na nietigverklaring van het exploot hernieuwde betekening mogelijk is (vgl. HR 8 mei 1992, nr. 7823, LJN ZC0598, NJ 1992, 497).
3.5 Onderdeel 2 is gericht tegen het oordeel van het hof dat ontbinding van een huurovereenkomst door middel van een schriftelijke buitengerechtelijke verklaring mogelijk is. Volgens het onderdeel kan ontbinding van een huurovereenkomst van bedrijfsruimte naar Antilliaans recht slechts geschieden door de rechter en is art. 6:267 lid 1 BWNA niet van toepassing op een dergelijke huurovereenkomst.
Het onderdeel berust op een onjuiste rechtsopvatting en faalt derhalve. Naar Antilliaans recht bestaat geen geschreven of ongeschreven rechtsregel op grond waarvan ontbinding van een huurovereenkomst met betrekking tot een gebouwde onroerende zaak, in afwijking van art. 6:267 lid 1 BWNA, slechts door de rechter kan geschieden.
3.6 De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 20 juni 2008;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Kildare c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van West Indies Dive Bar begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 maart 2010.