ECLI:NL:HR:2010:BL0007

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03925
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van arrest en ontbinding koopovereenkomst tussen eiseres en de Gemeente Tilburg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiseres en de Gemeente Tilburg. De zaak betreft de herroeping van een eerder arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin eiseres was veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente en een dwangsom aan de Gemeente. De achtergrond van de zaak ligt in een koopovereenkomst die in juni 2000 was gesloten, maar door de Gemeente ontbonden werd met ingang van 2 juli 2001. Eiseres heeft in 2007 de Gemeente gedagvaard en vorderingen ingesteld tot herroeping van het arrest van 4 mei 2004 en herstel van partijen in de staat waarin zij verkeerden voor dat arrest. Het hof heeft deze vorderingen op 20 mei 2008 afgewezen, waarna eiseres in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft de klachten van eiseres in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft dit advies gevolgd. Eiseres is in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van de Gemeente. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van het hof en de Gemeente is vrijgesteld om het perceel te verkopen aan een derde.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de gronden voor herroeping van arresten en de toepassing van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de rechterlijke organisatie. De zaak illustreert ook de gevolgen van schuldeisersverzuim en de ontbinding van koopovereenkomsten.

Uitspraak

5 maart 2010
Eerste Kamer
08/03925
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. A.H. Vermeulen en mr. C.S.G. Janssens,
t e g e n
DE GEMEENTE TILBURG,
zetelende te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij tussen partijen gewezen arrest van 4 mei 2004 heeft het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, onder meer, in conventie [eiseres] veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over het bedrag van € 38.852,87 vanaf 2 juli 2001 tot aan de dag van de voldoening;
voor recht verklaard dat de koopovereenkomst van juni 2000 met ingang van 2 juli 2001 is ontbonden;
bepaald dat het de gemeente vrij staat het betreffende perceel te verkopen en te leveren aan een derde;
[Eiseres] veroordeeld aan de Gemeente een bedrag te voldoen van € 450,42 (ƒ 922,82) per dag vanaf 2 juli 2001 tot aan de datum waarop de ontbinding van de koopovereenkomst onherroepelijk is geworden, vermeerderd met de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen vanaf de datum waarop zij verschuldigd (zijn ge)worden;
[Eiseres] veroordeeld om het betreffende perceel binnen één maand na betekening van het onderhavige arrest leeg en ontruimd, geëgaliseerd en in ordentelijke staat aan de Gemeente ter beschikking te stellen;
[Eiseres] veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 2.000,-- voor elke dag dat [eiseres] met de nakoming van laatstgenoemde veroordeling in gebreke blijft;
bepaald dat boven een bedrag van € 45.000,-- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
bepaald dat de gemeente vervolgens, indien [eiseres] in gebreke blijft met volledige voldoening, gerechtigd is het hiervoor bepaalde zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [eiseres], met gelasting aan [eiseres] deze kosten op vertoon van de benodigde bescheiden waarin de kosten gespecificeerd worden opgegeven te voldoen.
Voorts heeft het hof de vordering in reconventie afgewezen.
Dit arrest is in kracht van gewijsde gegaan doordat de Hoge Raad in zijn arrest van 4 november 2005, nr. C04/284 HR, LJN AT9062, het door [eiseres] daartegen ingestelde cassatieberoep heeft verworpen.
[Eiseres] heeft bij exploot van 19 januari 2007 de Gemeente gedagvaard voor het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd,
- herroeping van het arrest van 4 mei 2004;
- herstel van partijen in de staat waarin zij voor het arrest van 4 mei 2004 verkeerden;
- heropening van het geding, met het geven van gelegenheid aan partijen om hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen.
De Gemeente heeft de vorderingen bestreden.
Het hof heeft bij arrest van 20 mei 2008 de vorderingen afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 20 mei 2008 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat mr. C.S.G. Janssens en voor de Gemeente door haar advocaat en mede door mr. R.T. Wiegerink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
De advocaten van [eiseres] hebben op 28 januari 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 maart 2010.