ECLI:NL:HR:2010:BK9733
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake motorrijtuigverzekering
Op 19 januari 2010 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Zutphen. Het vonnis, dat op 20 januari 2005 was gewezen, betrof de aanvrager die was veroordeeld voor het niet sluiten en in stand houden van een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven. De aanvrager had een geldboete van € 345,- opgelegd gekregen, subsidiair zes dagen hechtenis, voor een feit dat gepleegd was op 12 november 2003.
De aanvrage tot herziening werd ingediend door P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was. De Hoge Raad baseerde deze beslissing op de artikelen 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij werd vastgesteld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten. De aanvrage steunde niet op omstandigheden die in de eerdere uitspraak niet bekend waren en bovendien betrof het vonnis een motorrijtuig met een ander kenteken dan het kenteken waarop de aanvrage tot herziening was gebaseerd.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond was voor herziening van het vonnis, en verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.