ECLI:NL:HR:2010:BK9733

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04313 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake motorrijtuigverzekering

Op 19 januari 2010 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Zutphen. Het vonnis, dat op 20 januari 2005 was gewezen, betrof de aanvrager die was veroordeeld voor het niet sluiten en in stand houden van een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven. De aanvrager had een geldboete van € 345,- opgelegd gekregen, subsidiair zes dagen hechtenis, voor een feit dat gepleegd was op 12 november 2003.

De aanvrage tot herziening werd ingediend door P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was. De Hoge Raad baseerde deze beslissing op de artikelen 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij werd vastgesteld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten. De aanvrage steunde niet op omstandigheden die in de eerdere uitspraak niet bekend waren en bovendien betrof het vonnis een motorrijtuig met een ander kenteken dan het kenteken waarop de aanvrage tot herziening was gebaseerd.

De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond was voor herziening van het vonnis, en verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

19 januari 2010
Strafkamer
Nr. 09/04313 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Zutphen van 20 januari 2005, nummer 06/680176-04, ingediend door P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", gepleegd op 12 november 2003 met de auto met kenteken [AA-00-BB], veroordeeld tot een geldboete van € 345,- subsidiair zes dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Art. 457 Sv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"1. Herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak houdende veroordeling, kan worden aangevraagd:
1° op grond van de omstandigheid dat bij onderscheidene arresten of vonnissen, in kracht van gewijsde gegaan of bij verstek gewezen, bewezenverklaringen zijn uitgesproken, welke niet zijn overeen te brengen;
2° op grond van enige omstandigheid die bij het onderzoek op de terechtzitting de rechter niet was gebleken en die op zich zelve of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt in dier voege dat ernstig vermoeden ontstaat dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
(...)"
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. Het vonnis heeft immers betrekking op een motorrijtuig met een ander kenteken dan het kenteken waarop de aanvrage tot herziening is gebaseerd. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 19 januari 2010.