ECLI:NL:HR:2010:BK9729
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in hoger beroep en de toepassing van conversie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in hoger beroep tegen een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Utrecht, waarbij de verdachte op 13 februari 2008 was vrijgesproken van een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Utrecht. De Officier van Justitie had op 18 februari 2008 een akte rechtsmiddel ingediend, waarin hij verklaarde cassatie in te stellen tegen het vonnis van 13 februari 2008. De Hoge Raad oordeelt dat de Officier van Justitie een niet-openstaand rechtsmiddel heeft ingesteld, omdat tegen het vonnis van de Kantonrechter geen hoger beroep openstond voor de Officier van Justitie. De Hoge Raad verwijst naar artikel 404, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat hoger beroep openstaat voor de Officier van Justitie, maar alleen onder bepaalde voorwaarden. De Hoge Raad concludeert dat het Hof ten onrechte de Officier van Justitie ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep, en vernietigt de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, waarmee de eerdere vrijspraak van de verdachte in stand blijft.