ECLI:NL:HR:2010:BK9637

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03657
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomst in het kader van echtscheiding en de Haviltexmaatstaf

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw in het kader van een voorgenomen echtscheiding. De vrouw heeft de man gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en vorderde een bedrag van ƒ 17.607,29, met rente en kosten. De man heeft hierop gereageerd met een vordering in reconventie, waarin hij de vrouw verzocht om mee te werken aan het verlijden van een notariële akte die betrekking had op een erkenningsovereenkomst uit 2001. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw afgewezen en de vrouw veroordeeld om mee te werken aan de notariële akte, op straffe van een dwangsom. De vrouw ging in hoger beroep tegen het eindvonnis van de rechtbank, maar het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde het vonnis in conventie en vernietigde het vonnis in reconventie, waardoor de vordering van de man werd afgewezen.

Tegen het arrest van het hof heeft de man cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2010.

Uitspraak

5 maart 2010
Eerste Kamer
08/03657
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
De vrouw heeft bij exploot van 16 juni 2003 de man gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en, na wijziging van eis, gevorderd, kort gezegd, de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag van ƒ 17.607,29, met rente en kosten.
De man heeft de vordering bestreden en, voorzover in cassatie van belang, na wijziging van eis in reconventie, gevorderd, kort gezegd, de vrouw te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis onvoorwaardelijk mee te werken aan het verlijden van een notariële akte waarin de aan partijen genoegzaam bekende erkenningsovereenkomst, getekend op 19 oktober 2001, wordt overgenomen, zulks op verbeurte van een dwangsom.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 21 juli 2004 en 15 september 2004, bij eindvonnis van 28 februari 2007 de vordering van de vrouw afgewezen.
In reconventie heeft de rechtbank de vrouw veroordeeld mee te werken aan het verlijden van een notariële akte, waarin punt 3 van de erkenningsovereenkomst van 19 oktober 2001 wordt overgenomen, op straffe van een dwangsom. Het meer of anders gevorderde in reconventie heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 8 mei 2008 heeft het hof het vonnis van de rechtbank in conventie bekrachtigd en het vonnis van de rechtbank in reconventie vernietigd en de vordering van de man alsnog afgewezen. Het meer of anders gewezen in hoger beroep heeft het hof afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 29 januari 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 maart 2010.