ECLI:NL:HR:2010:BK9637
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Uitleg van overeenkomst in het kader van echtscheiding en de Haviltexmaatstaf
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw in het kader van een voorgenomen echtscheiding. De vrouw heeft de man gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en vorderde een bedrag van ƒ 17.607,29, met rente en kosten. De man heeft hierop gereageerd met een vordering in reconventie, waarin hij de vrouw verzocht om mee te werken aan het verlijden van een notariële akte die betrekking had op een erkenningsovereenkomst uit 2001. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw afgewezen en de vrouw veroordeeld om mee te werken aan de notariële akte, op straffe van een dwangsom. De vrouw ging in hoger beroep tegen het eindvonnis van de rechtbank, maar het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde het vonnis in conventie en vernietigde het vonnis in reconventie, waardoor de vordering van de man werd afgewezen.
Tegen het arrest van het hof heeft de man cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2010.