ECLI:NL:HR:2010:BK9631
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huurprijsbepaling van bedrijfsruimte en cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om de huurprijs van een bedrijfsruimte die door eiser van verweerder werd gehuurd. Verweerder heeft eiser op 13 maart 2002 gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, met het verzoek de huurprijs vast te stellen op € 54.453,63 per jaar, ingaande 1 maart 2002. Eiser heeft deze vordering bestreden. De kantonrechter heeft de Bedrijfshuuradviescommissie om advies gevraagd en uiteindelijk bij eindvonnis van 22 oktober 2004 de huurprijs vastgesteld op € 40.202,91 per jaar, met ingang van 1 maart 2002. Eiser ging in hoger beroep tegen dit vonnis, terwijl verweerder incidenteel hoger beroep instelde.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij tussenarrest van 3 augustus 2006 een deskundigenonderzoek bevolen. Bij eindarrest van 8 mei 2008 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de huurprijs vastgesteld op € 51.198,04 per jaar, met ingang van 1 maart 2002. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, waarbij verweerder verstek heeft laten verlenen. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerder begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.