ECLI:NL:HR:2010:BK9631

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03325
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsbepaling van bedrijfsruimte en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om de huurprijs van een bedrijfsruimte die door eiser van verweerder werd gehuurd. Verweerder heeft eiser op 13 maart 2002 gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, met het verzoek de huurprijs vast te stellen op € 54.453,63 per jaar, ingaande 1 maart 2002. Eiser heeft deze vordering bestreden. De kantonrechter heeft de Bedrijfshuuradviescommissie om advies gevraagd en uiteindelijk bij eindvonnis van 22 oktober 2004 de huurprijs vastgesteld op € 40.202,91 per jaar, met ingang van 1 maart 2002. Eiser ging in hoger beroep tegen dit vonnis, terwijl verweerder incidenteel hoger beroep instelde.

Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij tussenarrest van 3 augustus 2006 een deskundigenonderzoek bevolen. Bij eindarrest van 8 mei 2008 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de huurprijs vastgesteld op € 51.198,04 per jaar, met ingang van 1 maart 2002. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, waarbij verweerder verstek heeft laten verlenen. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerder begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

5 maart 2010
Eerste Kamer
08/03325
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 13 maart 2002 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, te bepalen dat de huur van de door [eiser] van [verweerder] gehuurde bedrijfsruimte aan de [a-straat 1a] te [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte), ingaande 1 maart 2002, € 54.453,63 per jaar zal zijn.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnissen van 31 januari 2003 en 11 april 2003 de Bedrijfshuuradviescommissie verzocht advies uit te brengen met betrekking tot de vaststelling van de huurprijs van de bedrijfsruimte. Bij eindvonnis van 22 oktober 2004 heeft de kantonrechter de huur van de bedrijfsruimte vastgesteld op € 40.202,91 per jaar per 1 maart 2002. Het meer of anders gevorderde heeft de kantonrechter afgewezen.
Tegen het eindvonnis van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 3 augustus 2006 heeft het hof een deskundigenonderzoek bevolen en daartoe twee deskundigen benoemd. Bij eindarrest van 8 mei 2008 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de huur van de bedrijfsruimte vastgesteld op € 51.198,04 per jaar, met ingang van 1 maart 2002.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 21 januari 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 maart 2010.