ECLI:NL:HR:2010:BK9257

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05141
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen verstekarrest Gerechtshof 's-Gravenhage

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gewezen op 8 december 2008. De verdachte, geboren in 1970 en ten tijde van de betekening zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft het beroep ingesteld via zijn raadsman, mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam. De schriftuur die door de raadsman is ingediend, is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal, Vegter, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen middelen van cassatie in aanmerking die voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit houdt in dat er een stellige en duidelijke klacht moet zijn over de schending van een bepaalde rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de ingediende schriftuur niet aan deze vereisten voldoet, waardoor deze onbesproken moet blijven.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 9 maart 2010 beslist dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

9 maart 2010
Strafkamer
nr. 08/05141
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 december 2008, nummer 22/002292-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijkverklaren van de verdachte in zijn cassatieberoep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 maart 2010.