ECLI:NL:HR:2010:BK9247

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03932 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen ongegrondverklaring klaagschrift inzake inbeslaggenomen geldbedrag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Alkmaar, waarin het klaagschrift van de klaagster, die geen verdachte is maar als getuige is gehoord, ongegrond werd verklaard. De klaagster had een geldbedrag van EUR 3200,-- in beslag genomen tijdens een doorzoeking van haar woning, die plaatsvond in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mensenhandel. De klaagster stelde dat het geld haar toebehoorde en dat er geen strafvorderlijk belang was dat zich tegen de teruggave verzette. De Rechtbank oordeelde echter dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de inbeslaggenomen goederen zou verbeurdverklaren of onttrekken aan het verkeer, en dat het belang van de strafvordering zich tegen teruggave verzette.

De Hoge Raad, in zijn uitspraak van 9 maart 2010, oordeelde dat het oordeel van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk was, gelet op de inhoud van het klaagschrift en hetgeen in raadkamer was aangevoerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof, wat de Hoge Raad nu bevestigde. De zaak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen bij de teruggave van in beslag genomen goederen, vooral wanneer de betrokkene geen verdachte is in de onderliggende strafzaak.

Uitspraak

9 maart 2010
Strafkamer
nr. 08/03932 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Alkmaar van 22 oktober 2007, nummer RK 07/337, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. H.J.G. Heijen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel keert zich tegen de ongegrondverklaring van het beklag.
2.2.1. Het klaagschrift houdt, voor zover hier van belang, in:
"Naar aanleiding van een onderzoek in de zaak met de parketnummers 14/880063-07, 14/880085-07, 14/880134-07 en 14/880136-07 heeft op 14 juni 2007 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van klaagster aan de [a-straat 1] te [plaats].
Klaagster is geen verdachte in genoemde zaak maar is enkel als getuige gehoord.
Tijdens deze doorzoeking in haar woning is naast een aantal zaken tevens een geldbedrag (...) in beslag genomen.
(...)
Deze zaken behoren in eigendom toe aan klaagster.
(...)
Genoemd geldbedrag - dat dient om in haar levensonderhoud te voorzien - is door klaagster verdiend in de prostitutie en behoort haar derhalve toe.
Er is derhalve geen strafvorderlijk belang dat zich verzet tegen teruggave van de niet geretourneerde in beslaggenomen zaken waaronder genoemd geldbedrag aan klaagster."
2.2.2. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt het volgende in:
"Klaagster verklaart:
Met [betrokkene 1] ben ik gehuwd in Bulgarije en er zijn geen huwelijkse voorwaarden. Het geld is gevonden in mijn appartement. Het geld is van mij, want het is in mijn huis gevonden.
De raadsman verklaart:
Alle inbeslaggenomen goederen zijn teruggegeven met uitzondering van euro 3200,--. De tweede verlenging gevangenhouding van de verdachte [betrokkene 1] is afgewezen. [Betrokkene 1] is wel gehuwd met mijn cliënte, maar woont één hoog. In drie verschillende panden is doorzoeking gedaan. Mijn cliënte wil haar geld terug, want het is in haar appartement gevonden en het is van haar.
De officier van justitie verzet zich tegen de inwilliging van het klaagschrift en verklaart voorts: In deze strafzaak (mensenhandel) zijn vier mannen aangehouden. In verschillende panden is doorzoeking gedaan. Daarom is onduidelijk van wie het geld is. De zaak kan nog niet inhoudelijk behandeld worden, want het onderzoek gaat door. Het geld is nodig voor de waarheidsvinding. Het onderzoek is niet afgesloten. Het is nu nog te vroeg."
2.2.3. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Overwegende dat zich niet voordoet het geval dat hoogst onwaarschijnlijk is, dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen goederen zal verbeurdverklaren dan wel onttrekken aan het verkeer.
Overwegende, dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet;
(...)
Verklaart het klaagschrift ongegrond.
Wijst af het verzoek tot teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van EUR 3000,--."
2.3. Het oordeel van de Rechtbank dat zich niet het geval voordoet dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen goederen zal verbeurdverklaren dan wel onttrekken aan het verkeer en dat ook overigens het belang van strafvordering zich tegen teruggave van het geldbedrag verzet, is, gelet op de inhoud van het klaagschrift en hetgeen bij het onderzoek in raadkamer is aangevoerd, niet zonder meer begrijpelijk. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2010.