ECLI:NL:HR:2010:BK9178
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake motorrijtuigverzekering
Op 19 januari 2010 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Zutphen. Het vonnis, dat op 21 augustus 2003 was gewezen, betrof de aanvrager die was veroordeeld voor het niet sluiten en in stand houden van een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De aanvrager had op 26 juni 2002 met een motorrijtuig, waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, deze verplichting niet nageleefd, wat resulteerde in een geldboete van € 345,- of subsidiaire hechtenis van zes dagen.
De aanvrage tot herziening werd ingediend door P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was. De Hoge Raad baseerde deze beslissing op de artikelen 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij werd vastgesteld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten. De aanvrage bevatte geen relevante omstandigheden die konden leiden tot herziening van het vonnis, aangezien het vonnis betrekking had op een motorrijtuig met een ander kenteken dan dat waarop de herzieningsaanvraag was gebaseerd.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de herziening konden rechtvaardigen, en verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het indienen van een herzieningsverzoek en de noodzaak om aan de wettelijke vereisten te voldoen.