ECLI:NL:HR:2010:BK8510
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en berekening wederrechtelijk voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1975 is geboren en ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Noord-Holland Noord, locatie Westlinge' te Heerhugowaard. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 20 mei 2008 een bedrag van € 5.250,= als wederrechtelijk voordeel heeft geschat, gebaseerd op de betrokkenheid van de betrokkene bij verschillende transporten van kisten en pallets met verdovende middelen in de periode van april tot en met juni 2007.
De Hoge Raad oordeelt dat de berekening van het wederrechtelijk voordeel door het hof onbegrijpelijk is, omdat het hof betalingen heeft betrokken die zijn gedaan in verband met een transport op 29 mei 2007, terwijl het hof eerder had geoordeeld dat de betrokkene niet heeft deelgenomen aan transporten in de periode van 24 tot en met 31 mei 2007. Dit leidt de Hoge Raad tot de conclusie dat het middel terecht is voorgesteld. Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg in deze ontnemingszaak.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de criteria voor de berekening van wederrechtelijk voordeel verduidelijkt en de noodzaak benadrukt om de redelijke termijn in cassatieprocedures in acht te nemen.