ECLI:NL:HR:2010:BK8101

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05283
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ondertoezichtstelling en omgangsregeling van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de moeder van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld en in een pleeggezin verblijft. De moeder verzocht om intrekking van een aanwijzing die een bezoekregeling tussen haar en haar uit huis geplaatste zoon regelt, en om vaststelling van een ruimere omgangsregeling. De rechtbank had eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot plaatsing in een pleeggezin verlengd. De moeder had in 2006 een verzoek ingediend om de bezoekregeling uit te breiden, maar dit werd afgewezen door de Stichting. In 2007 heeft de moeder opnieuw een verzoek ingediend bij de kinderrechter, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De moeder ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bekrachtigde de eerdere beslissingen. Tegen deze eindbeschikking heeft de moeder cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de moeder niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de moeder, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven. De beschikking is openbaar uitgesproken op 29 januari 2010.

Uitspraak

29 januari 2010
Eerste Kamer
08/05283
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
DE WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Stichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van 26 juni 2006 heeft de rechtbank Rotterdam de minderjarige [de zoon] (hierna: [de zoon]) voor de duur van één jaar onder toezicht gesteld, met benoeming van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam tot stichting in de zin van de Wet op de Jeugdzorg, en bepaald dat de ondertoezichtstelling door de Stichting zal worden uitgevoerd. De rechtbank heeft voorts de machtiging tot plaatsing van [de zoon] in een pleeggezin verlengd tot 21 juni 2007. De duur van de ondertoezichtstelling en machtiging zijn bij latere beschikking verlengd.
Bij beslissing van 16 augustus 2006 heeft de Stichting namens Bureau Jeugdzorg een aanwijzing gegeven als bedoeld in art. 1:263a lid 1 BW, inhoudende - kort gezegd - dat de ouders een keer per vier weken gedurende een uur [de zoon] mogen bezoeken. Bij brief van 15 december 2006 aan de Stichting heeft de moeder verzocht de bezoekregeling uit te breiden. De Stichting heeft dat verzoek bij beschikking van 28 december 2006 afgewezen.
Met een op 10 januari 2007 ter griffie van voornoemde rechtbank ingediend verzoekschrift heeft de moeder zich gewend tot de kinderrechter van die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de aanwijzing in de beschikking van 21 juni 2006 in te trekken en een ruimere omgangsregeling vast te stellen. Bij aanvullend verzoekschrift heeft de moeder tevens verzocht de Raad voor de Kinderbescherming op te dragen onderzoek te doen naar de mogelijkheden van plaatsing van [de zoon] in het netwerk van de moeder.
De Stichting heeft het verzoek bestreden.
De kinderrechter heeft bij eindbeschikking van 8 mei 2007 de verzoeken afgewezen.
Tegen de eindbeschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de moeder haar beroep aangevuld.
Bij tussenbeschikking van 19 december 2007 heeft het hof de Stichting verzocht door een onafhankelijke instantie een onderzoek te doen instellen zoals in rov. 8 van die beschikking is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen. Bij eindbeschikking van 1 oktober 2008 heeft het hof de bestreden beschikking, voorzover aan het oordeel van hof onderworpen, bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Stichting en de vader hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 januari 2010.