3.3 De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De rechtbank heeft de vraag ontkennend beantwoord en daartoe, voorzover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
"9. Grief I.
De rechtbank stelt voorop dat voor de uitleg van de bepalingen van de CAO met het daarvan onderdeel uitmakende Reglement de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. [Verweerster] heeft niets of onvoldoende aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat in dit geding van deze hoofdregel zou moeten worden afgeweken. De rechtbank laat daarom terzijde hetgeen [verweerster] in haar memorie van grieven heeft gesteld omtrent het oogmerk van de bij de totstandkoming van de onderhavige CAO betrokken partijen en omtrent de inhoud van de zogenoemde - niet tot de tekst van de CAO en het Reglement behorende - Resultatenlijst.
Met de kantonrechter is de rechtbank van oordeel dat uit de bewoordingen van de CAO en het Reglement moet worden afgeleid dat een 1e stuurman op een schip van 2000-4000 GT en een 1e stuurman op een schip van 6000-9000 GT werkzaam zijn in dezelfde functie c.q. dezelfde rang hebben. In het bijzonder volgt dit uit de aanhef en tekst van artikel 5 van het Reglement bepalend dat een schepeling die meer dan 12 maanden dienst heeft gedaan op een groter schip "waar voor dezelfde functie een hogere gage geldt" deze hogere gage behoudt ook als hij wordt teruggeplaatst op een schip waarvoor een lagere gage geldt. De tekst van artikel 2 van het Reglement, waarop [verweerster] zich nog heeft beroepen, verzet zich niet tegen deze uitleg. Dat de functies van de schepelingen in dat artikel in loongroepen zijn ingedeeld sluit immers niet uit dat dezelfde functie in verschillende loongroepen voorkomt waarbij het verschil in gage wordt bepaald door de grootte van het schip. Daar komt bij dat niet is komen vast te staan dat deze uitleg in strijd is met een vaste gedragslijn van de aan de CAO en het Reglement gebonden partijen.
Grief I faalt derhalve.
10. Grief III.
Artikel 7 lid 1 van het Reglement verstaat onder het dienstdoen in een hogere rang of functie het op aanwijzing van de werkgever vervullen van een functie aan boord in een andere rang of functie dan die waarin de schepeling is aangesteld. Voor de periode dat de schepeling in de hogere rang of functie dienstdoet zo bepaalt het derde lid van dit artikel, vindt indeling plaats in de bij die hogere rang of functie behorende loongroep, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van het Reglement. Dit laatste artikel ziet op de situatie dat een schepeling ingevolge "promotie" in een hogere loongroep wordt ingedeeld. In dat geval, zo bepaalt artikel 6 uitdrukkelijk, vervallen de tot dan toe verworven diensttijdverhogingen. Uit hetgeen de rechtbank ten aanzien van grief I heeft overwogen volgt dat de rechtbank met de kantonrechter van oordeel is dat ook van het dienstdoen in een "hogere" rang of functie als bedoeld in artikel 7 niet gesproken kan worden indien een 1e stuurman op aanwijzing van de werkgever voor enige tijd dienst gaat doen als 1e stuurman op een groter schip.
Ook grief III faalt derhalve.
(...)
12. Grief II.
Deze grief valt in twee delen uiteen. [Verweerster] bestrijdt zowel de uitleg die de kantonrechter aan artikel 6 van het Reglement heeft gegeven als, deels in samenhang daarmee, de wijze waarop de kantonrechter artikel 4 lid 4 van dat Reglement heeft uitgelegd en toegepast.
"Wanneer een schepeling ingevolge promotie in een hogere loongroep wordt ingedeeld", zo luidt de eerste zin van artikel 6 van het Reglement "vervallen de tot dan toe verworven diensttijdverhogingen". De rechtbank onderschrijft de uitleg die de kantonrechter heeft gegeven aan deze bepaling. Van een promotie als hier bedoeld is volgens de rechtbank alleen sprake bij opklimming in rang. Als gevolg daarvan, zo volgt duidelijk uit de tekst van artikel 6, verkrijgt de schepeling door indeling in een hogere loongroep recht op hogere gage, echter met verval van verworven anciënniteiten. De door [verweerster] verdedigde andere uitleg, dat enkele salarisverhoging door indeling in een hogere loongroep al leidt tot promotie, is alleen daarom al onaannemelijk, omdat in die uitleg aan de woorden "ingevolge promotie", zoals voorkomend in dat artikel geen betekenis zou toekomen.
[Verweerster] heeft echter wel met recht aangevoerd dat de kantonrechter een onjuiste uitleg en toepassing heeft gegeven aan artikel 4 van het Reglement. De kantonrechter heeft overwogen dat uit lid 4 van dat artikel volgt, "dat de diensttijd in dezelfde rang/functie en niet de diensttijd in dezelfde loongroep bepalend is voor de diensttijdverhoging". Daaruit heeft de kantonrechter afgeleid dat uit artikel 4 lid 4 van het Reglement ook volgt dat bij het in dezelfde functie dienst gaan doen op een groter schip de tot dan toe verworven diensttijdverhogingen niet vervallen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze laatste conclusie niet gedragen door de tekst van artikel 4, noch door enige andere bepaling van het Reglement of de CAO. Uitsluitend artikel 5 van het Reglement heeft met zoveel woorden betrekking op het geval dat een schepeling in dezelfde functie dienst gaat doen op een groter schip van de werkgever, en bijgevolg in een hogere loongroep wordt geplaatst zonder daarbij echter de vraag te beantwoorden of horizontaal dan wel verticaal moet worden ingeschaald. De artikelen 6 en 7 van het Reglement, die uitgaan van verticale inschaling, zijn - zo volgt uit hetgeen de rechtbank in de voorgaande alinea en hiervoor onder 10 ten aanzien van de grief III heeft overwogen - niet (rechtstreeks) van toepassing op het in dezelfde functie dienst gaan doen op een groter schip. De rechtbank meent dat voor de inschalingsvraag voor dat geval echter wel aansluiting mag worden gezocht bij de in de artikelen 6 en 7 van het Reglement neergelegde beloningssystematiek, in het bijzonder de verticale doorschuivingsmethode.
Immers, niet valt in te zien waarom de schepeling na verhoging van loongroep door het gaan dienstdoen in dezelfde functie op een groter schip gunstiger zou moeten worden ingeschaald dan de schepeling die in loongroep wordt verhoogd na bevordering in rang/functie of na het feitelijk dienst gaan doen in een hogere rang/functie. Weliswaar kan, zoals betoogd is door FWZ [thans: Nautilus] de eerstbedoelde schepeling bogen op ervaring in dezelfde rang/functie en de tweede niet maar daar staat tegenover dat de eerst bedoelde schepeling niet kan bogen op relevante ervaring aan boord van een schip met groter tonnage. Ook wordt door gelijke behandeling, nl. verticale doorschuiving, de onevenwichtigheid voorkomen dat de schepeling die in dezelfde functie wordt overgeplaatst naar een groter schip recht zou kunnen hebben op een hogere gage dan in het geval hij met promotie in een hogere rang/functie naar dat schip zou worden overgeplaatst. Dit wordt niet anders door het bepaalde in artikel 4 lid 4 van het Reglement dat de schepeling na ieder jaar diensttijd in dezelfde rang/functie een volgende diensttijdverhoging toekent. Deze algemeen geformuleerde, automatische opbouw van anciënniteiten ziet, naar het oordeel van de rechtbank - ook gelezen in samenhang met lid 1 van dat artikel - uitsluitend op diensttijdverhogingen in de voor de schepeling geldende loongroep van de gagetabel.
Grief II is mitsdien terecht voorgedragen."