ECLI:NL:HR:2010:BK8086

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03358
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de verdeling van een nalatenschap en de gevolgen van een onherroepelijke volmacht

In deze zaak heeft verzoekster, wonende in Australië, cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de verdeling van een nalatenschap en de vraag of de kantonrechter terecht het verzoek van verzoekster om drie deskundigen te benoemen voor de waardebepaling van een pand heeft afgewezen. De kantonrechter had op 3 juni 2008 het verzoek afgewezen, waarna verzoekster in hoger beroep ging. Het gerechtshof bekrachtigde op 26 mei 2009 de beschikking van de kantonrechter en wees het meer of anders verzochte af. Verzoekster heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij de verweerders in cassatie, bestaande uit meerdere partijen, het beroep niet-ontvankelijk wilden verklaren of verwerpen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en verzoekster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 345,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan de zijde van de verweerders 1 t/m 4, terwijl aan de zijde van verweerders 5 en 6 de kosten op nihil zijn vastgesteld.

Uitspraak

19 februari 2010
Eerste Kamer
09/03358
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats], Australië,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerder 2],
3. [Verweerster 3],
4. [Verweerster 4],
allen wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. W.P. den Hertog,
5. [Verweerster 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Verweerder 6],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en verweerders in cassatie onder 1 tot en met 4 als [verweerders 1 t/m 4] en verweerders in cassatie onder 5 en 6 als [verweerders 5 en 6]
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 12 februari 2008 ter griffie van de kantonrechter bij de rechtbank Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft [verzoekster] zich gewend tot de kantonrechter en verzocht, kort gezegd, drie deskundigen te benoemen aan wie wordt opgedragen de actuele waarde van het pand [a-straat 1] te [plaats] te bepalen.
[Verweerders 1 t/m 4] en [verweerders 5 en 6] hebben de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 3 juni 2008 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerders 1 t/m 4] hebben incidenteel appel ingesteld.
Bij beschikking van 26 mei 2009 heeft het hof, in principaal en incidenteel appel, de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerders 1 t/m 4] hebben verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [verzoekster] heeft op die op 31 december 2009 gedateerde en aan partijen toegezonden conclusie gereageerd bij brief van 22 januari 2010. Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie aan partijen was verzonden, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders 1 t/m 4] begroot op € 345,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, en aan de zijde van [verweerders 5 en 6] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 19 februari 2010.