ECLI:NL:HR:2010:BK7082
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ISD-maatregel en voorwaarden voor oplegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland', was eerder onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het eerste feit ten minste driemaal wegens een misdrijf was veroordeeld. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat de vaststelling van het Hof dat de gevangenisstraffen vóór de thans te berechten feiten zijn tenuitvoergelegd, niet zonder meer begrijpelijk is. Dit omdat niet kan worden uitgesloten dat deze straffen geheel of gedeeltelijk na het begaan van het eerste feit zijn tenuitvoergelegd.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde ISD-maatregel en de bepaling dat ten aanzien van feit 3 geen straf of maatregel wordt opgelegd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechter om in de motivering van zijn beslissing duidelijk te maken dat aan alle voorwaarden voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan, met name de voorwaarden zoals gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht.