ECLI:NL:HR:2010:BK7077

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03265 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de eisen voor het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de klager, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], een klaagschrift had ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager was niet ter terechtzitting verschenen, maar zijn raadsman, mr. J.S. Nan, heeft het klaagschrift toegelicht. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de eisen die gesteld worden aan het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer, zoals vastgelegd in artikel 25 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad oordeelt dat het proces-verbaal niet inhoudt dat de raadsman heeft verlangd dat op de voet van artikel 25, tweede lid, Sv enige opgave in de eigen woorden zal worden opgenomen. Dit betekent dat het opgemaakte proces-verbaal voldoet aan de eisen van artikel 25, eerste lid, Sv. De Hoge Raad concludeert dat het middel dat klaagt over de schending van artikel 25 Sv tevergeefs is voorgesteld.

Daarnaast wordt opgemerkt dat het tweede middel niet tot cassatie kan leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beschikking van het Gerechtshof.

Uitspraak

30 maart 2010
Strafkamer
Nr. 08/03265 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 februari 2008, nummer 22/006233-05, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat art. 25 Sv is geschonden nu het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, immers niet inhoudt wat door de raadsman is aangevoerd.
2.2. Art. 25 Sv luidt:
"1. Van het onderzoek der raadkamer wordt door den griffier een proces-verbaal opgemaakt, behelzende den zakelijken inhoud van de afgelegde verklaringen en van hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen.
2. Indien een verdachte, getuige of deskundige of de raadsman of de advocaat verlangt dat eenige opgave in de eigen woorden zal worden opgenomen, geschiedt dat, voor zoover de opgave redelijke grenzen niet overschrijdt, zoveel mogelijk."
2.3. Het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer houdt, voor zover hier van belang, in:
"De klager (...) is niet ter terechtzitting verschenen. (...)
De raadsman licht het klaagschrift toe.
De advocaat-generaal voert het woord en concludeert tot ongegrondverklaring van het beklag.
De raadsman en na hem de advocaat-generaal voeren wederom het woord.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten (...)."
2.4. In aanmerking genomen dat het proces-verbaal niet inhoudt dat de raadsman heeft verlangd dat op de voet van art. 25, tweede lid, Sv enige opgave in de eigen woorden zal worden opgenomen, voldoet het opgemaakte proces-verbaal aan het bepaalde in art. 25, eerste lid, Sv.
2.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2010.