ECLI:NL:HR:2010:BK6947
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, die in 1964 is geboren en woonachtig is in [woonplaats]. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij financieel voordeel had genoten uit zijn strafbare activiteiten. Het Gerechtshof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 14.726,00, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze schatting niet begrijpelijk was zonder nadere motivering. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof dat het voordeel in zijn geheel aan de betrokkene moest worden toegerekend, niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral wanneer meerdere betrokkenen bij de feiten zijn betrokken.