ECLI:NL:HR:2010:BK6943
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Bewijsmotivering in cassatie betreffende het voorhanden krijgen van gestolen goederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een snorfiets en kozijnen, waarvan werd gesteld dat deze door misdrijf waren verkregen. De verdachte had op 2 februari 2006 te Ysselsteyn deze goederen in zijn bezit. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering niet kon volgen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de kozijnen door misdrijf waren verkregen. De door het Hof gegeven nadere bewijsmotivering werd als niet zonder meer begrijpelijk beschouwd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissing over de bewezenverklaring en de hoogte van de opgelegde straf, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke bewijsmotivering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de vraag of iemand redelijkerwijs had moeten vermoeden dat goederen door misdrijf waren verkregen. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, omdat het de eisen aan de motivering van bewezenverklaring in strafzaken onderstreept.